378 Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013
Gesetz
zu dem Vertrag vom 12. Januar 2012
zwischen der Bundesrepublik Deutschland
und dem Königreich der Niederlande
über die Zusammenarbeit bei der Bekämpfung
des grenzüberschreitenden Missbrauchs
bei Sozialversicherungsleistungen und -beiträgen durch Erwerbstätigkeit
und bei Leistungen der Grundsicherung für Arbeitsuchende
sowie von nicht angemeldeter Erwerbstätigkeit
und illegaler grenzüberschreitender Leiharbeit
(Deutsch-Niederländischer Vertrag
zur Bekämpfung grenzüberschreitender Schwarzarbeit)
Vom 8. April 2013
Der Bundestag hat mit der Mehrheit seiner Mitglieder und mit Zustimmung des
Bundesrates das folgende Gesetz beschlossen:
Artikel 1
Dem in Den Haag am 12. Januar 2012 unterzeichneten Vertrag zwischen der
Bundesrepublik Deutschland und dem Königreich der Niederlande über die
Zusammenarbeit bei der Bekämpfung des grenzüberschreitenden Missbrauchs
bei Sozialversicherungsleistungen und -beiträgen durch Erwerbstätigkeit und
bei Leistungen der Grundsicherung für Arbeitsuchende sowie von nicht an-
gemeldeter Erwerbstätigkeit und illegaler grenzüberschreitender Leiharbeit
(Deutsch-Niederländischer Vertrag zur Bekämpfung grenzüberschreitender
Schwarzarbeit) wird zugestimmt. Der Vertrag wird nachstehend veröffentlicht.
Artikel 2
Die Bundesregierung wird ermächtigt, Änderungen des Vertrages nach seinem
Artikel 10 Absatz 1 sowie Ergänzungen des Vertrages durch Beifügung von
Anlagen und Änderungen von Anlagen des Vertrages nach seinem Artikel 10
Absatz 2 Satz 1 durch Rechtsverordnung ohne Zustimmung des Bundesrates in
Kraft zu setzen, soweit sich die Änderungen und Ergänzungen im Rahmen des
Vertragszwecks halten.
Artikel 3
(1) Dieses Gesetz tritt am Tag nach der Verkündung in Kraft.
(2) Der Tag, an dem der Vertrag nach seinem Artikel 13 Absatz 2 in Kraft tritt,
ist im Bundesgesetzblatt bekannt zu geben.
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013 379
Das vorstehende Gesetz wird hiermit ausgefertigt. Es ist im Bundesgesetz-
blatt zu verkünden.
Berlin, den 8. April 2013
Der Bundespräsident
Joachim Gauck
Die Bundeskanzlerin
Dr. A n g e l a M e r k e l
Der Bundesminister der Finanzen
Schäuble
Der Bundesminister des Auswärtigen
Guido Westerwelle
Die Bundesministerin
für Arbeit und Soziales
Ursula von der Leyen
380 BundesgesetzblattJahrgang2013TeilIINr.9,ausgegebenzuBonnam16. April2013
Vertrag
zwischenderBundesrepublikDeutschland
unddemKönigreichderNiederlande
überdieZusammenarbeitbeiderBekämpfungdesgrenzüberschreitendenMissbrauchs
beiSozialversicherungsleistungenund-beiträgendurchErwerbstätigkeit
undbeiLeistungenderGrundsicherungfürArbeitsuchende
sowievonnichtangemeldeterErwerbstätigkeit
undillegalergrenzüberschreitenderLeiharbeit
(Deutsch-NiederländischerVertrag
zurBekämpfunggrenzüberschreitenderSchwarzarbeit)
Verdrag
tussendeBondsrepubliekDuitsland
enhetKoninkrijkderNederlanden
inzakesamenwerkingbijdebestrijdingvangrensoverschrijdendefraude
metsocialezekerheidsuitkeringenen-premiesdoorarbeid
enmetbasisuitkeringentengunstevanwerkzoekenden
alsmedemetniet-aangemeldewerkzaamheden
enillegaalgrensoverschrijdenduitzendwerk
(Duits-Nederlandsverdrag
totbestrijdingvangrensoverschrijdendezwartearbeid)
DieBundesrepublikDeutschland DeBondsrepubliekDuitsland
und en
dasKönigreichderNiederlande hetKoninkrijkderNederlanden
(imFolgenden„Vertragsstaaten“genannt)– (hiernatenoemen“deVerdragsluitendePartijen”)–
Bezug nehmend auf die Entschließung 1999/C 125/01 des GeletopdeResolutie1999/C125/01vandeRaadvandeEu-
RatesundderimRatvereinigtenVertreterderRegierungender ropeseUnieendeindeRaadverenigdevertegenwoordigersvan
MitgliedstaatenderEuropäischenUnionvom22.April1999über deregeringenvandelidstatenvandeEuropeseUnievan22april
einenVerhaltenskodexfürdieVerbesserungderZusammenar- 1999overeengedragscodeterverbeteringvandesamenwer-
beitderBehördenderMitgliedstaatenbeiderBekämpfungdes kingtussendeautoriteitenvandelidstatenbijdebestrijdingvan
grenzüberschreitendenMissbrauchsbeiSozialversicherungsleis- grensoverschrijdendefraudemetsocialezekerheidsuitkeringen
tungen und -beiträgen und von nicht angemeldeter Erwerbs- en-premies,alsmedemetniet-aangemeldewerkzaamhedenen
tätigkeitsowiebeigrenzüberschreitenderLeiharbeit, grensoverschrijdenduitzendwerk,
unterBerücksichtigungderBestimmungenüberdiegegen- Geletopdebepalingeninzakewederzijdserechtshulpende
seitigeAmtshilfeunddieZusammenarbeitzwischendenzustän- samenwerkingtussendebevoegdeinstantieseninstellingenvan
digenStellenundEinrichtungenderbeidenVertragsstaaten,die beideVerdragsluitendePartijendiereedszijnvoorzieninVerorde-
bereitsdurchdieVerordnungen(EWG)Nr.1408/71desRates ning(EG)nr.1408/71vandeRaadvan14juni1971tottoepas-
vom14.Juni1971zurAnwendungderSystemedersozialen singvandesocialezekerheidsregelingenopwerknemersenzelf-
Sicherheit auf Arbeitnehmer und Selbständige sowie deren standigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de
Familienangehörige, die innerhalb der Gemeinschaft zu- und Gemeenschapverplaatsen(indeversievan30januari1997),
abwandern (in der Fassung vom 30. Januar 1997), (EG) (EG)nr.883/2004vanhetEuropeesParlementendeRaadvan
Nr. 883/2004 des Europäischen Parlaments und Rates vom 29april2004betreffendedecoördinatievandesocialezeker-
BundesgesetzblattJahrgang2013TeilIINr.9,ausgegebenzuBonnam16. April2013 381
29. April 2004 zur Koordinierung der Systeme der sozialen heidsstelsels,eninRichtlijn96/71/EGvanhetEuropeesParle-
SicherheitunddurchdieRichtlinie96/71/EGdesEuropäischen mentendeRaadvan16december1996betreffendedeterbe-
ParlamentsundRatesvom16.Dezember1996überdieEntsen- schikkingstellingvanwerknemersmethetoogophetverrichten
dungvonArbeitnehmernimRahmenderErbringungvonDienst- vandiensten(metinbegripvancontroleoprelevantearbeids-
leistungen (einschließlich der Kontrolle der maßgeblichen Ar- voorwaardenen-omstandigheden);
beits-undBeschäftigungsbedingungen)vorgesehensind,
unterBerücksichtigungderRichtlinie95/46/EGdesEuropä- GeletopRichtlijn95/46/EGvanhetEuropeesParlementende
ischenParlamentsunddesRatesvom24.Oktober1995zum Raadvan24oktober1995betreffendedebeschermingvanna-
SchutznatürlicherPersonenbeiderVerarbeitungpersonenbe- tuurlijkepersoneninverbandmetdeverwerkingvanpersoons-
zogenerDatenundzumfreienDatenverkehr, gegevensenbetreffendehetvrijeverkeervandiegegevens;
inderAuffassung,dasseszurUmsetzungdervorgenannten Vanmeningdathetvoordeimplementatievanvoornoemde
BestimmungenvonBedeutungist,diegrenzüberschreitendeZu- bepalingenvanbelangisdegrensoverschrijdendesamenwer-
sammenarbeitzuintensivierenundzudiesemZweckdiezustän- kingteintensiverenendaartoedebevoegdeinstanties,niveaus
digenStellen,dieEbenenundFormenderZusammenarbeitzu ensamenwerkingsvormentebenoemen;
benennen,
indemBewusstsein,dassnationalunterschiedlicheHerange- Zichervanbewustdaterverschillendenationalebenaderin-
hensweisen und Definitionen im Zusammenhang mit der Be- genenbegripsomschrijvingentenbehoevevandebestrijding
kämpfungdesMissbrauchsbeiSozialversicherungsleistungen vanfraudemetsocialezekerheidsuitkeringenen-premiesdoor
und-beiträgendurchErwerbstätigkeitundbeiLeistungender arbeidenmetbasisuitkeringentengunstevanwerkzoekenden
GrundsicherungfürArbeitsuchendesowievonnichtangemelde- alsmedeniet-aangemeldewerkzaamhedenenmetillegaalgrens-
ter Erwerbstätigkeit und illegaler grenzüberschreitender Leih- overschrijdenduitzendwerkbestaan–
arbeitbestehen–
sindwiefolgtübereingekommen: Zijnhetvolgendeovereengekomen:
Artikel 1 Artikel 1
Zweck des Vertrags Doelstelling van het verdrag
(1) DieVertragsstaatenstrebeneineIntensivierungderZu- (1) DeVerdragsluitendePartijenstrevennaarintensiveringvan
sammenarbeitihrerStellenbeiderBekämpfungdesgrenzüber- desamenwerkingtussenhuninstantiesbijdebestrijdingvan
schreitendenMissbrauchsbeiSozialversicherungsleistungenund fraudemetsocialezekerheidsuitkeringenen-premiesdoorarbeid
-beiträgendurchErwerbstätigkeitundbeiLeistungenderGrund- enmetbasisuitkeringentengunstevanwerkzoekendenalsmede
sicherungfürArbeitsuchendesowievonnichtangemeldeterEr- niet-aangemelde werkzaamheden en met illegaal grensover-
werbstätigkeitundillegalergrenzüberschreitenderLeiharbeitan. schrijdenduitzendwerk.
(2) DieVorschriftenüberdieinternationaleRechtshilfeinStraf- (2) De voorschriften inzake de internationale rechtshulp in
sachenbleibenunberührt. strafzakenblijvenonverlet.
Artikel 2 Artikel 2
Räumlicher Geltungsbereich des Vertrags Territoriaal toepassingsgebied van het verdrag
(1) DerVertraggiltfürdasgesamteHoheitsgebietderBun- (1) Hetverdragisvantoepassingophetgehelegrondgebied
desrepublikDeutschland. vandeBondsrepubliekDuitsland.
(2) Der Vertrag gilt für das gesamte europäische Hoheits- (2) Het verdrag is van toepassing op het gehele Europese
gebietdesKönigreichsderNiederlande. grondgebiedvanhetKoninkrijkderNederlanden.
Artikel 3 Artikel 3
Bestimmung der zuständigen Stellen Aanwijzing van de bevoegde instanties
(1) Dieser Vertrag wird auf Seiten der Bundesrepublik (1) DitverdragvaltwatdeBondsrepubliekDuitslandbetreft
Deutschland durch diejenigen auf Bundesebene zuständigen onderdeverantwoordelijkheidvandeopfederaalniveauverant-
StellenindenGeschäftsbereichendesBundesministeriumsder woordelijkeinstantiesdieressorterenonderhetBondsministerie
FinanzenunddesBundesministeriumsfürArbeitundSoziales vanFinanciënenhetBondsministerievoorArbeidenSocialeZa-
undaufSeitendesKönigreichsderNiederlandedurchdiejeni- kenenwathetKoninkrijkderNederlandenbetreftonderdever-
genStellenimGeschäftsbereichdesMinisteriumsfürSoziales antwoordelijkheidvandeinstantiesdieressorterenonderhetmi-
undArbeitderNiederlandedurchgeführt,inderenZuständigkeit nisterievanSocialeZakenenWerkgelegenheidvanNederland
dieinArtikel1Absatz1beschriebenenAufgabenfallen. enbelastzijnmetdeinartikel1,eerstelid,omschreventaken.
(2) DasBundesministeriumderFinanzenunddasBundes- (2) HetBondsministerievanFinanciënenhetBondsministe-
ministeriumfürArbeitundSozialesderBundesrepublikDeutsch- rievanArbeidenSocialeZakenvandeBondsrepubliekDuits-
landunddasMinisteriumfürSozialesundArbeitderNiederlan- landenhetministerievanSocialeZakenenWerkgelegenheid
debenennenzentraleStellen,diefürdieZusammenarbeitim vanNederlandwijzencentraleinstantiesaandiealshoofdver-
RahmendiesesVertragshauptverantwortlichzuständigsind. antwoordelijkemetdesamenwerkinginhetkadervanditver-
dragbelastzullenzijn.
Artikel 4 Artikel 4
Ebenen der Zusammenarbeit Niveaus van samenwerking
(1) DieZusammenarbeiterfolgtjeweilsaufEbene (1) Samenwerkinggeschiedtrespectievelijkophetniveau
1. des Bundesministeriums der Finanzen und des Bundes- 1. vanhetBondsministerievanFinanciënenhetBondsministe-
ministeriums für Arbeit und Soziales der Bundesrepublik rie van Arbeid en Sociale Zaken van de Bondsrepubliek
382 BundesgesetzblattJahrgang2013TeilIINr.9,ausgegebenzuBonnam16. April2013
DeutschlandunddesMinisteriumsfürSozialesundArbeit DuitslandenhetministerievanSocialeZakenenWerkgele-
derNiederlandesowie genheidvanNederland;alsmede
2. dernachArtikel3Absatz2benanntenStellen. 2. van de overeenkomstig artikel 3, tweede lid, aangewezen
instanties.
(2) DiefürdieinArtikel1genanntenAufgabengebietezustän- (2) Devoordeinartikel1genoemdetakenbevoegdecontro-
digenPrüf-undKontrollbehördenkönnenunmittelbarzusam- lerendeentoezichthoudendeautoriteitenkunnenrechtstreeks
menarbeiten, soweit die in Absatz 1 genannten Stellen dies metelkaarsamenwerkenvoorzoverdatdoordeinheteerstelid
vorsehen. genoemdeinstantiesisvoorzien.
Artikel 5 Artikel 5
Formen der Zusammenarbeit Vormen van samenwerking
(1) DasBundesministeriumderFinanzenunddasBundes- (1) HetBondsministerievanFinanciënenhetBondsministe-
ministeriumfürArbeitundSozialesderBundesrepublikDeutsch- rievanArbeidenSocialeZakenvandeBondsrepubliekDuits-
landunddasMinisteriumfürSozialesundArbeitderNieder- landenhetministerievanSocialeZakenenWerkgelegenheid
lande unterrichten einander unmittelbar über wesentliche vanNederlandstellenelkaaronverwijldinkennisvanwezenlijke
ÄnderungenderRechts-undVerwaltungsvorschriften,dieimAn- wijzigingenvandewet-enregelgevingophetterreinvanditver-
wendungsbereichdiesesVertragserfolgen. drag.
(2) DieStellennachArtikel3Absatz2unterstützensichge- (2) Deinstantiesgenoemdinartikel3,tweedelid,ondersteu-
genseitignachMaßgabederjeweilsgeltendeninnerstaatlichen nenelkaarinovereenstemmingmethetdesbetreffendegelden-
Rechtsvorschriften,insbesonderedurch denationalerecht,inhetbijzonderdoor
1. denInformationsaustauschüberAufbauundAufgabender 1. hetuitwisselenvaninformatieoverdeinstellingentakenvan
Prüf-undKontrollbehördenunddieBenennungderzustän- decontrolerendeentoezichthoudendeautoriteitenendebe-
digenAnsprechpartner; noemingvanbevoegdecontactpersonen;
2. die gemeinsame Planung und Durchführung von Kontroll- 2. hetgezamenlijkplannenenuitvoerenvancontroleactiviteiten
aktivitätenimjeweiligenZuständigkeitsbereich; ophetdesbetreffendeterrein;
3. denInformationsaustauschüberPrüf-undArbeitsmethoden; 3. het uitwisselen van informatie over controlemethoden en
werkwijzen;
4. dieÜbermittlungvonzurordnungsgemäßenAufgabenerfül- 4. hetverstrekkenvandeinformatiedienodigisvoorhetcor-
lungerforderlichenInformationeneinschließlichpersonenbe- rectvervullenvandetaken,metinbegripvanpersoonsgege-
zogener Daten auf Ersuchen im Wege der Amtshilfe und vens,opverzoekviawederzijdsebijstandentoezendingvan
ÜbersendungvonDokumenten; documenten;
5. dieunaufgeforderteÜbermittlungvonMitteilungen(Spontan- 5. het eigener beweging doen van mededelingen (spontane
mitteilungen); mededelingen);
6. dieUnterrichtungüberdenFortgangeinesVerfahrens,soweit 6. hetverstrekkenvaninformatieoverdevoortgangvaneen
dieserbetenwirdsowie procedure,indiendaaromverzochtwordt;alsmede
7. denAustauschvonBedienstetenalsHospitanten. 7. hetuitwisselenvanmedewerkersalsstagiair(e)s.
(3) Absatz2giltentsprechendimFalleeinerdirektenZusam- (3) Hettweedelidisdienovereenkomstigvantoepassingop
menarbeitderPrüf-undKontrollbehördengemäßArtikel4Ab- rechtstreeksesamenwerkingtussendecontrolerendeentoe-
satz2. zichthoudendeautoriteitenovereenkomstigartikel4,tweedelid.
Artikel 6 Artikel 6
Ersuchen und Spontanmitteilungen Verzoeken en spontane mededelingen
(1) ErsuchenundSpontanmitteilungennachArtikel5Absatz2 (1) Verzoeken en spontane mededelingen overeenkomstig
Nummern4und5müssenmindestensdiefolgendenAngaben artikel5,tweedelid,onderdelen4en5,dienentenminstedevol-
enthalten: gendegegevenstebevatten:
1. AngabenzuinRedestehendenFirmenoderPersonenund 1. gegevensmetbetrekkingtotdedesbetreffendeondernemin-
genofpersonen;en
2. einekurze,verständlicheDarstellungdesSachverhalts. 2. eenkorte,duidelijkebeschrijvingvandefeiten.
ErsuchenmüssenzusätzlichdieersuchendeStelle,denGegen- Indeverzoekendienenvoortsdeverzoekendeinstantie,heton-
standundGrunddesErsuchenssowiedieInformationenoder derwerpenderedenvoorhetverzoekalsmededeinformatieof
Handlungenbenennen,umderenÜbermittlungoderDurchfüh- handelingentewordengenoemdwaaromverzochtwordt.
rungersuchtwird.
(2) DieersuchteStellekannweitere,fürdieBearbeitungerfor- (2) Deaangezochteinstantiekanverzoekenomnadereinfor-
derlicheInformationenanfordern. matievoordebehandelingnoodzakelijkeinformatie.
(3) ErsuchenundSpontanmitteilungenkönnenformlosschrift- (3) Verzoekenenspontanemededelingenkunnenzonderfor-
lich,fernschriftlichoderelektronischübermitteltwerden. maliteitenschriftelijk,viaschriftelijketelecommunicatieofelek-
tronischwordengedaan.
(4) DieBearbeitungeinesErsuchensoderdieSpontanmittei- (4) Eenverzoekofeenspontanemededelingwordtnietinbe-
lungunterbleibt,wennhierdurcheinnichtvertretbarerVerwal- handelinggenomenwanneerditzouleidentoteenonaanvaard-
tungsaufwandverursachtwirdoderinnerstaatlicheVorschriften baregroteadministratievebelastingofinstrijdzouzijnmetnatio-
beziehungsweisedieVerwaltungspraxisderBearbeitungentge- nalevoorschriftenrespectievelijkdeadministratievepraktijk.De
genstehen.DieersuchendeStelleistunterBenennungderGrün- verzoekendeinstantiedienttewordengeïnformeerdwanneer
dezuinformieren,wenneinErsuchennichtbearbeitetwerden eenverzoeknietinbehandelingkanwordengenomen,hetgeen
kann. metredenenwordtomkleed.
BundesgesetzblattJahrgang2013TeilIINr.9,ausgegebenzuBonnam16. April2013 383
(5) BeiWeiterleitunganeineandereStelleistdieersuchende (5) Deverzoekendeinstantiedienttewordengeïnformeerd
Stellezuunterrichten. wanneereenverzoekaaneenandereinstantiewordtdoorgeleid.
(6) EinemErsuchenmussnurinsoweitentsprochenwerden, (6) Aaneenverzoekdientslechtstewordenvoldaanvoorzo-
als die ersuchte Stelle Zugang zu den betreffenden Informa- verdeaangezochteinstantietotdedesbetreffendeinformatie
tionenhatodernachinnerstaatlichemRechtZugangzudiesen toegangheeftoferconformhetnationalerechttoegangtoekan
erhaltenkann. krijgen.
Artikel 7 Artikel 7
Kosten Kosten
JederVertragsstaatträgtdiefürseineStellenausderAnwen- ElkeVerdragsluitendePartijdraagtdedoorhaarinstantiesvoor
dungdiesesVertragsentstehendenKosten. detoepassingvanditverdraggemaaktekosten.
Artikel 8 Artikel 8
Datenschutz Gegevensbescherming
(1) SoweitaufgrunddiesesVertragspersonenbezogeneDa- (1) Indienuithoofdevanditverdragpersoonsgegevenswor-
tenübermitteltwerden,geltendienachfolgendenBestimmungen denverstrekt,geldendevolgendebepalingenmetinachtneming
unterBeachtungderfürjedenVertragsstaatgeltendenRechts- van het voor elke Verdragsluitende Partij geldende nationale
vorschriften. recht:
1. DerEmpfängerunterrichtetdieübermittelndeStelleaufEr- 1. Deontvangendeinstantiesteltdeverstrekkendeinstantieop
suchenüberdieVerwendungderübermitteltenDatenund verzoekinkennisvanhetgebruikvandeverstrektegegevens
überdiedadurcherzieltenErgebnisse. endeermeebereikteresultaten.
2. DieVerwendungderDatendurchdenEmpfängeristnurzu 2. Hetgebruikvandegegevensdoordeontvangendeinstantie
denindiesemVertragbezeichnetenZweckenundzuden isslechtstoegestaanvoordeinditverdraggenoemdedoel-
durchdieübermittelndeStellevorgesehenenBedingungen stellingenenonderdedoordeverstrekkendeinstantievast-
zulässig.DieVerwendungistdarüberhinauszulässigzurVer- gesteldevoorwaarden.Hetgebruikervanisvoortstoege-
hütungundVerfolgungvonStraftatenvonerheblicherBedeu- staantervoorkomingenvervolgingvanernstigestrafbare
tungsowiezumZweckederAbwehrvonerheblichenGefah- feitenalsmedeterafwendingvanaanzienlijkegevarenvoor
renfürdieöffentlicheSicherheit. deopenbareveiligheid.
3. DieübermittelndeStelleistverpflichtet,aufdieRichtigkeitder 3. Deverstrekkendeinstantieisverplichteroptoeteziendatde
zuübermittelndenDatensowieaufdieErforderlichkeitund teverstrekkengegevensjuistzijnendatdeverstrekkinger-
VerhältnismäßigkeitinBezugaufdenmitderÜbermittlung vannoodzakelijkiseninverhoudingstaattothetermeebe-
verfolgtenZweckzuachten.Dabeisinddienachdemjewei- oogdedoel.Hierbijdienendenaarhetdesbetreffendenatio-
ligeninnerstaatlichenRechtgeltendenÜbermittlungsverbo- nalerechtgeldendebepalingeninhoudendeeenverbodop
tezubeachten.DieÜbermittlungderDatenunterbleibt,wenn deverstrekkingvandegegevensinachttewordengenomen.
dieübermittelndeStelleGrundzuderAnnahmehat,dassda- Deverstrekkingvandegegevensblijftachterwegeindiende
durchgegendenZweckeinesinnerstaatlichenGesetzesver- verstrekkendeinstantieredenheeftaantenemendatzulks
stoßenwürdeoderschutzwürdigeInteressenderBetroffenen instrijdzouzijnmethetdoelvaneennationalewetofafbreuk
beeinträchtigtwürden.Erweistsich,dassunrichtigeDaten zoudoenaanvoorbeschermingvatbarebelangenvandebe-
oderDaten,dienichthättenübermitteltwerdendürfen,über- trokkenpersonen.Indienblijktdateronjuistegegevensof
mitteltwordensind,soistdiesdemEmpfängerunverzüglich gegevenszijnverstrektdieniethaddenmogenwordenver-
mitzuteilen.Eristverpflichtet,dieDatenunverzüglichzube- strekt,dientdeontvangendeinstantiehiervanonverwijldin
richtigenoderzulöschen. kennistewordengesteld.Deontvangendeinstantieisver-
plichtdegegevensonverwijldtecorrigerenoftevernietigen.
4. DemBetroffenenistaufAntragüberdiezuseinerPerson 4. Debetrokkenedientopverzoektewordeningelichtoverde
übermitteltenInformationensowieüberdenvorgesehenen tenaanzienvanzijnpersoonverstrektegegevensalsmede
VerwendungszweckAuskunftzuerteilen.EineVerpflichtung overhethiermeebeoogdegebruiksdoel.Erisgeenverplich-
zurAuskunftserteilungbestehtnicht,soweiteineAbwägung tingtothetverstrekkenvaninlichtingenwanneernaafweging
ergibt,dassdasöffentlicheInteresse,dieAuskunftnichtzu blijktdathetopenbaarbelangbijhetniet-verstrekkenvanin-
erteilen,dasInteressedesBetroffenenanderAuskunftser- lichtingenzwaarderweegtdanhetbelangvandebetrokkene
teilungüberwiegt.ImÜbrigenrichtetsichdasRechtdesBe- bijhetverstrekkenervan.Voorhetoverigewordthetrecht
troffenen,überdiezuseinerPersonvorhandenenDatenAus- vandebetrokkenetewordeningelichtoveroverhemaanwe-
kunft zu erhalten, nach dem innerstaatlichen Recht des zigepersoonsgegevensbepaalddoorhetnationalerechtvan
Vertragsstaates,indessenHoheitsgebietdieAuskunftbean- deVerdragsluitendePartijophetgrondgebiedwaarvanom
tragtwird. inlichtingenwordtverzocht.
5. SoweitdasfürdieübermittelndeStellegeltendenationale 5. Indienhetvoordeverstrekkendeinstantiegeldendenationa-
Recht in Bezug auf die übermittelten personenbezogenen lerechtinzakedeverstrektepersoonsgegevensvoorzietin
DatenbesondereLöschungsfristenvorsieht,weistdieüber- bijzonderetermijnenvoorvernietiging,steltdeverstrekken-
mittelndeStelledenEmpfängerdaraufhin.Unabhängigvon deinstantiedeontvangendeinstantiedaarvaninkennis.De
diesenFristensinddieübermitteltenpersonenbezogenenDa- verstrektepersoonsgegevensdienenongeachtdezetermij-
tenzulöschen,sobaldsiefürdenZweck,fürdensieübermit- nentewordenvernietigdzodrazenietmeernodigzijnvoor
teltwordensind,nichtmehrerforderlichsind. hetdoelwaarvoorzezijnverstrekt;
6. DieübermittelndeStelleundderEmpfängersindverpflichtet, 6. Deverstrekkendeenontvangendeinstantiezijnverplichtde
dieÜbermittlungunddenEmpfangvonpersonenbezogenen verstrekkingenontvangstvanpersoonsgegevensteregistre-
Datenaktenkundigzumachen. ren.
7. DieübermittelndeStelleundderEmpfängersindverpflichtet, 7. Deverstrekkendeenontvangendeinstantiezijnverplichtde
dieübermitteltenpersonenbezogenenDatenwirksamgegen verstrekte persoonsgegevens effectief tegen onbevoegde
unbefugtenZugang,unbefugteVeränderungundunbefugte toegang,onbevoegdewijzigingenonbevoegdeopenbaar-
Bekanntgabezuschützen. makingtebeschermen.
384 BundesgesetzblattJahrgang2013TeilIINr.9,ausgegebenzuBonnam16. April2013
(2) DieBestimmungendesAbsatzes1geltenfürBetriebs-und (2) Debepalingenvanheteerstelidgeldendienovereenkom-
Geschäftsgeheimnisseentsprechend. stigvoorbedrijfs-enhandelsgeheimen.
Artikel 9 Artikel 9
Gemischte Kommission Gemengde commissie
(1) EinegemischteKommission,diesichausVertreterndes (1) Eengemengdecommissiebestaandeuitvertegenwoordi-
BundesministeriumsderFinanzenunddesBundesministeriums gersvanhetBondsministerievanFinanciënenhetBondsminis-
fürArbeitundSozialesderBundesrepublikDeutschlandunddes terie van Arbeid en Sociale Zaken van de Bondsrepubliek
MinisteriumsfürSozialesundArbeitderNiederlandesowiederin DuitslandenvanhetministerievanSocialeZakenenWerkgele-
Artikel3genanntenStellenzusammensetzt,tritterstmals12Mo- genheidvanNederlandalsmedevandeinartikel3genoemde
nate nach Inkrafttreten dieses Vertrags und anschließend auf instantieskomttwaalfmaandennadeinwerkingtredingvandit
WunschderVertragsstaaten,mindestensjedochallezweiJahre verdragvoordeeerstemaalenvervolgensopverzoekvande
zusammen.Zielistes,dieaufgrunddiesesVertragserzieltenEr- VerdragsluitendePartijentenminsteomdetweejaarbijeen.Doel
gebnissezubewertenundalleFragenderAuslegungoderder isdeopgrondvanditverdragbereikteresultatenteevalueren
AnwendungdesVertragszubehandeln. enallekwestiesomtrentdeuitleggingoftoepassingvanhetver-
dragtebehandelen.
(2) DiegemischteKommissionkannVertreteranderernatio- (2) Degemengdecommissiekanvertegenwoordigersvanan-
nalerStellensowiesolcheandererMitgliedstaatenderEuropä- derenationaleinstantiesenvananderelidstatenvandeEurope-
ischenUnion,dieanderErreichungderZieledesVertragsinte- seUniediebelanghebbenbijhetverwezenlijkenvandedoel-
ressiertsind,einladen,anihrenArbeitenteilzunehmen. stellingenvanhetverdraguitnodigendeeltenemenaanhaar
werkzaamheden.
Artikel 10 Artikel 10
Änderung des Vertrags und Anlagen Wijziging van het verdrag en bijlagen
(1) DieserVertragkannimgegenseitigenEinvernehmender (1) DitverdragkanmetwederzijdsgoedvindenvandeVer-
VertragsstaatenjederzeitdurchgesonderteVereinbarunggeän- dragsluitendePartijenteallentijdebijeenafzonderlijkeovereen-
dertwerden. komstgewijzigdworden.
(2) DieVertragsstaatenkönnendurchgesonderteVereinba- (2) DeVerdragsluitendePartijenkunnenbijeenafzonderlijke
rungdemVertragAnlagenbeifügenunddieAnlagendesVer- overeenkomstbijlagentoevoegenaanhetverdragendebijlagen
tragsändern.DieAnlagensindBestandteildesVertrags. vanhetverdragwijzigen.Debijlagenmakenonderdeeluitvan
hetverdrag.
(3) DasBundesministeriumderFinanzenderBundesrepublik (3) HetBondsministerievanFinanciënvandeBondsrepubliek
DeutschlandunddasMinisteriumfürSozialesundArbeitder DuitslandenhetministerievanSocialeZakenenWerkgelegen-
Niederlandeverpflichtensich,eineAufstellungderAdressenund heidvanNederlandverplichtenzichbinnendriemaandennade
TelefonnummernderfürdieUmsetzungdesVertrageszustän- inwerkingtredingvanditverdrageenlijstmetadressenentele-
digenStellenundderzentralenStellennachArtikel3Absatz1 foonnummersvandeinhetkadervanditverdragbelastecen-
und2undeineDarstellungvonderenZuständigkeits-undAuf- traleinstanties,bedoeldinartikel3,eersteentweedelid,uitte
gabenbereicheninnerhalbvondreiMonatennachInkrafttreten wisselen,alsmedeeenbeschrijvingvanhuntaken,verantwoor-
diesesVertragsauszutauschenunddieseDatenregelmäßigzu delijkhedenenbevoegdheden,endezegegevensregelmatigte
aktualisieren. actualiseren.
Artikel 11 Artikel 11
Durchführung des Vertrags Toepassing van het verdrag
DasBundesministeriumderFinanzenunddasBundesministe- HetBondsministerievanFinanciënenhetBondsministerievan
riumfürArbeitundSozialesderBundesrepublikDeutschland ArbeidenSocialeZakenvandeBondsrepubliekDuitslandenhet
unddasMinisteriumfürSozialesundArbeitderNiederlandever- ministerievanSocialeZakenenWerkgelegenheidvanNederland
pflichtensich,binnensechsMonatennachInkrafttretendieses verplichtenzichbinnenzesmaandennadeinwerkingtredingvan
VertragsdieDurchführungdesVertragsdurcheinRundschrei- ditverdragdeuitvoeringvanhetverdragmiddelseencirculaire
benfürihrenGeschäftsbereichzuregeln. voorhunwerkterreinteregelen.
Artikel 12 Artikel 12
Registrierung des Vertrags Registratie van het verdrag
DieRegistrierungdiesesVertragsbeimSekretariatderVerein- DitverdragwordtdoorhetKoninkrijkderNederlandenonmid-
tenNationennachArtikel102derChartaderVereintenNationen dellijknadeinwerkingtredinggeregistreerdbijhetSecretariaat
wirdunverzüglichnachseinemInkrafttretendurchdasKönigreich van de Verenigde Naties overeenkomstig artikel 102 van het
derNiederlandeveranlasst. HandvestvandeVerenigdeNaties.
Artikel 13 Artikel 13
Inkrafttreten des Vertrags Inwerkingtreding van het verdrag
(1) DieserVertragbedarfderRatifikation;dieRatifikations- (1) Ditverdragdienttewordenbekrachtigd;deaktenvanbe-
urkundenwerdensobaldwiemöglichausgetauscht. krachtigingwordenzospoedigmogelijkuitgewisseld.
(2) DieserVertragtrittamerstenTagdesMonatsinKraft,der (2) Dit verdrag treedt in werking op de eerste dag van de
aufeinenZeitabschnittvondreiMonatennachAustauschder maandvolgendopeentermijnvandriemaandennadeuitwisse-
Ratifikationsurkundenfolgt. lingvandeaktenvanbekrachtiging.
BundesgesetzblattJahrgang2013TeilIINr.9,ausgegebenzuBonnam16. April2013 385
Artikel 14 Artikel 14
Kündigung des Vertrags Opzegging van het verdrag
DieserVertragwirdaufunbestimmteZeitgeschlossen.Erkann Dit verdrag wordt voor onbepaalde duur gesloten. Het kan
vonjedemVertragsstaatdurcheineschriftlicheNotifikationan doorelkvandeVerdragsluitendePartijenbijschriftelijkekennis-
denanderenVertragsstaatgekündigtwerden.DieseKündigung gevingaandeandereVerdragsluitendePartijwordenopgezegd.
wirddreiMonatenachEingangderNotifikationbeidemande- Deopzeggingwordtdriemaandennaontvangstvandekennis-
renVertragsstaatwirksam. gevingdoordeandereVerdragsluitendePartijvankracht.
GeschehenzuDenHaagam12.Januar2012inzweiUrschrif- GedaanteDenHaag,12januari2012,intweevoud,indeDuit-
ten,jedeindeutscherundniederländischerSprache,wobeijeder seenNederlandsetaal,zijndebeidetekstengelijkelijkauthen-
Wortlautgleichermaßenverbindlichist. tiek.
FürdieBundesrepublikDeutschland
VoordeBondsrepubliekDuitsland
H e i n z - Pe te r B e h r
FürdasKönigreichderNiederlande
VoorhetKoninkrijkderNederlanden
Kamp
386 Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013
Bekanntmachung
über den Geltungsbereich des Haager Übereinkommens
über das auf Unterhaltspflichten anzuwendende Recht
Vom 15. Februar 2013
I.
Das in Den Haag am 2. Oktober 1973 unterzeichnete Übereinkommen über
das auf Unterhaltspflichten anzuwendende Recht (BGBl. 1986 II S. 825, 837) ist
nach seinem Artikel 25 Absatz 2 für
Albanien am 1. November 2011
Niederlande*, karibischer Teil
(Bonaire, Saba, St. Eustatius) am 10. Oktober 2010
Curaçao am 10. Oktober 2010
St. Martin (niederländischer Teil) am 10. Oktober 2010
in Kraft getreten.
II.
Die N i e d e r l a n d e haben mit E r k l ä r u n g vom 25. Juli 2012 den am 12. De-
zember 1980 bei Hinterlegung der Ratifikationsurkunde abgegebenen V o r b e -
h a l t (vgl. die Bekanntmachung vom 26. März 1987, BGBl. II S. 225) auch für
Curaçao, St. Martin (niederländischer Teil) und den karibischen Teil der Nieder-
lande (Bonaire, Saba, St. Eustatius) bestätigt.
Diese Bekanntmachung ergeht im Anschluss an die Bekanntmachung vom
28. November 2003 (BGBl. II S. 2169).
* Vorbehalte und Erklärungen:
Vorbehalte und Erklärungen zu diesem Übereinkommen, mit Ausnahme derer Deutschlands, werden
im Bundesgesetzblatt Teil II nicht veröffentlicht. Sie sind in englischer und französischer Sprache auf
der Webseite der Haager Konferenz für Internationales Privatrecht unter http://www.hcch.net ein-
sehbar.
Berlin, den 15. Februar 2013
Auswärtiges Amt
Im Auftrag
Dr. M a r t i n N e y
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013 387
Bekanntmachung
über den Geltungsbereich des Übereinkommens
über die Anerkennung und Vollstreckung von Entscheidungen
auf dem Gebiet der Unterhaltspflicht gegenüber Kindern
Vom 15. Februar 2013
Zum Übereinkommen vom 15. April 1958 über die Anerkennung und Vollstre-
ckung von Entscheidungen auf dem Gebiet der Unterhaltspflicht gegenüber Kin-
dern (BGBl. 1961 II S. 1005, 1006) haben die N i e d e r l a n d e mitgeteilt, dass
das Übereinkommen nach der Änderung der verfassungsrechtlichen Struktur der
Niederlande zum 10. Oktober 2010 (vgl. die Bekanntmachung vom 29. August
2012, BGBl. II S. 1027) für
Niederlande*, karibischer Teil
(Bonaire, Saba, St. Eustatius) am 10. Oktober 2010
Curaçao am 10. Oktober 2010
St. Martin (niederländischer Teil) am 10. Oktober 2010
in Kraft getreten ist.
Die N i e d e r l a n d e * haben am 25. Juli 2012 eine ergänzende E r k l ä r u n g zu
diesem Übereinkommen abgegeben.
Diese Bekanntmachung ergeht im Anschluss an die Bekanntmachung vom
28. September 1995 (BGBl. II S. 909).
* Vorbehalte und Erklärungen:
Vorbehalte und Erklärungen zu diesem Übereinkommen, mit Ausnahme derer Deutschlands, werden
im Bundesgesetzblatt Teil II nicht veröffentlicht. Sie sind in englischer und französischer Sprache auf
der Webseite der Haager Konferenz für Internationales Privatrecht unter http://www.hcch.net ein-
sehbar.
Berlin, den 15. Februar 2013
Auswärtiges Amt
Im Auftrag
Dr. M a r t i n N e y
388 Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013
Bekanntmachung
zum Europäischen Übereinkommen über die Rechtshilfe in Strafsachen
sowie zum Zusatzprotokoll hierzu
Vom 18. Februar 2013
Zum Europäischen Übereinkommen vom 20. April 1959 über die Rechtshilfe in
Strafsachen (BGBl. 1964 II S. 1369, 1386) sowie zum Zusatzprotokoll vom
17. März 1978 (BGBl. 1990 II S. 124, 125) zum Europäischen Übereinkommen
vom 20. April 1959 über die Rechtshilfe in Strafsachen hat S p a n i e n mit
E r k l ä r u n g vom 17. Dezember 2012, eingegangen beim Verwahrer am 19. De-
zember 2012, seine am 9. Juni 2011 abgegebene Erklärung zu Artikel 24 (vgl.
die Bekanntmachung vom 3. August 2011, BGBl. II S. 836) folgendermaßen g e -
ändert:
(Übersetzung)
„S’agissant de la Convention européenne „Im Zusammenhang mit dem Europä-
d’entraide judiciaire en matière pénale, ischen Übereinkommen über die Rechts-
l’Espagne tient à remplacer les termes «Re- hilfe in Strafsachen möchte Spanien im
gistrars» de la version anglaise et «Gref- Wortlaut der Erklärung, die es nach
fiers» de la version française par ceux de Artikel 24 abgegeben hat, die Begriffe
«Secretarios Judiciales» dans le texte de la ‚Registrars‘ in der englischen Fassung und
déclaration faite par l’Espagne au titre de ‚Greffiers‘ in der französischen Fassung
l’article 24. Cette modification s’applique durch den Begriff ‚Secretarios Judiciales‘
également au Protocole additionnel à la ersetzen. Diese Änderung gilt auch in Be-
Convention européenne d’entraide judi- zug auf das am 17. März 1978 in Straßburg
ciaire en matière pénale, fait à Strasbourg, beschlossene Zusatzprotokoll zum Europä-
le 17 mars 1978. ischen Übereinkommen über die Rechtshil-
fe in Strafsachen.
Cette modification est faite sur la base des Diese Änderung wird aufgrund von Hinwei-
indications du Ministère de la Justice car le sen des Ministeriums der Justiz deshalb
terme anglais «Registrars» et le terme fran- vorgenommen, weil der englische Begriff
çais «Greffiers» n’équivalent pas exacte- ‚Registrars‘ und der französische Begriff
ment aux fonctions exercées par les «Se- ‚Greffiers‘ die Funktionen, welche die
cretarios Judiciales» qui existent dans le ‚Secretarios Judiciales‘ im spanischen Jus-
système juridique espagnol. tizwesen ausüben, nicht genau wiederge-
ben.
Ainsi, tout comme les termes propres aux Weil spezifische Begriffe nationaler Rechts-
droits internes nationaux (tels que «Rechts- ordnungen (wie ‚Rechtspfleger‘ und
pfleger» et «Greffier») s’emploient toujours ‚Greffier‘) wegen ihrer Besonderheit stets in
dans leurs propres langues, eu égard à leur der Originalsprache verwendet werden, muss
singularité, selon le Ministère de la Justice, daher dem Ministerium der Justiz zufolge
le terme «Secretarios Judiciales» doit être auch der Begriff ‚Secretarios Judiciales‘ im
employé, sans être traduit, dans le texte de Wortlaut der Erklärung nach Artikel 24 des
la déclaration prévue à l’article 24 de ladite Übereinkommens unübersetzt verwendet
Convention.” werden.“
Diese Bekanntmachung ergeht im Anschluss an die Bekanntmachungen vom
20. November 2012 (BGBl. II S. 1558) sowie vom 3. Juli 2012 (BGBl. II S. 919).
Berlin, den 18. Februar 2013
Auswärtiges Amt
Im Auftrag
Dr. M a r t i n N e y
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013 389
Bekanntmachung
der deutsch-tschadischen Vereinbarung
über Technische Zusammenarbeit
Vom 19. Februar 2013
Die am 23. Mai 2011/1. September 2011 unterzeichne-
te Ergänzungsvereinbarung in Form eines Notenwechsels
zwischen der Regierung der Bundesrepublik Deutschland
und der Regierung der Republik Tschad über die An-
wendbarkeit des Rahmenabkommens vom 21. Mai 1970
über die Entsendung von Entwicklungshelfern des Deut-
schen Entwicklungsdienstes (DED) (nicht veröffentlicht)
auf die Deutsche Gesellschaft für Internationale Zusam-
menarbeit (GIZ) ist nach ihrer Inkrafttretensklausel
am 1. September 2011
in Kraft getreten; die einleitende deutsche Note wird
nachstehend veröffentlicht.
Bonn, den 19. Februar 2013
Bundesministerium
für wirtschaftliche Zusammenarbeit
und Entwicklung
Im Auftrag
Charlotta Heck
390 Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013
Ambassade N’Djamena, den 23. Mai 2011
de la République fédérale d’Allemagne
N’Djamena
Excellenz,
ich beehre mich, Sie im Namen der Regierung der Bundesrepublik Deutschland davon
in Kenntnis zu setzen, dass mit Wirkung vom 1. Januar 2011 der Deutsche Entwicklungs-
dienst gGmbH (DED) sowie die Internationale Weiterbildung und Entwicklung gGmbH
(InWEnt) mit der Deutschen Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit GmbH (GTZ)
fusioniert wurden. Die GTZ hat die anderen beiden Gesellschaften aufgenommen und ist
somit Rechtsnachfolgerin von DED und in InWEnt. Sie setzt deren bisherige Tätigkeiten
fort. Die GTZ wurde außerdem in Deutsche Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit
(GIZ) umbenannt.
Auf dieser Grundlage schlage ich Ihnen unter Bezugnahme auf das Rahmenabkommen
vom 21. Mai 1970 zwischen der Regierung der Bundesrepublik Deutschland und der Re-
gierung der Republik Tschad über die Entsendung von Entwicklungshelfern des DED (im
Folgenden Abkommen genannt) sowie des Zusatzabkommens vom 5. Januar 1972 (im
Folgenden Zusatzabkommen genannt) folgende Ergänzungsvereinbarung vor:
1. Sämtliche in dem Abkommen vom 21. Mai 1970 sowie in dem Zusatzabkommen vom
5. Januar 1972 in Bezug auf den DED genannten Regelungen gelten für die GIZ als
Rechtsnachfolgerin des DED.
2. Die Registrierung dieser Ergänzungsvereinbarung beim Sekretariat der Vereinten Natio-
nen nach Artikel 102 der Charta der Vereinten Nationen wird unverzüglich nach ihrem
Inkrafttreten von der Regierung der Bundesrepublik Deutschland veranlasst. Die
Regierung der Republik Tschad wird unter Angabe der VN-Registrierungsnummer von
der erfolgten Registrierung unterrichtet, sobald diese vom Sekretariat der Vereinten
Nationen bestätigt worden ist.
3. Diese Ergänzungsvereinbarung wird in deutscher und französischer Sprache geschlos-
sen, wobei jeder Wortlaut gleichermaßen verbindlich ist.
Falls sich die Regierung der Republik Tschad mit den unter den Nummern 1 bis 3
gemachten Vorschlägen einverstanden erklärt, werden diese Note und die das Einver-
ständnis Ihrer Regierung zum Ausdruck bringende Antwortnote Euer Exzellenz eine Ver-
einbarung zwischen unseren beiden Regierungen bilden, die mit dem Datum Ihrer Antwort-
note in Kraft tritt.
Genehmigen Sie, Exzellenz, die Versicherung meiner ausgezeichnetsten Hochachtung.
Dr. C l a u s A u e r
Seiner Excellenz
dem Minister des Auswärtigen
Herrn Moussa Faki Mahamat
N’Djaména
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013 391
Bekanntmachung
über das Inkrafttreten
des Übereinkommens des Europarats
zur Bekämpfung des Menschenhandels
Vom 21. Februar 2013
Nach Artikel 2 Absatz 2 des Gesetzes vom 12. Oktober 2012 zu dem Über-
einkommen des Europarats vom 16. Mai 2005 zur Bekämpfung des Menschen-
handels (BGBl. 2012 II S. 1107, 1108) wird bekannt gemacht, dass das Überein-
kommen nach seinem Artikel 42 Absatz 4 für die
Bundesrepublik Deutschland am 1. April 2013
in Kraft treten wird.
Die deutsche Ratifikationsurkunde ist am 19. Dezember 2012 beim General-
sekretariat des Europarats in Straßburg hinterlegt worden. Bei dieser Gelegenheit
hat die B u n d e s r e p u b l i k D e u t s c h l a n d die folgende E r k l ä r u n g ab-
gegeben:
„Die Bundesrepublik Deutschland behält sich das Recht vor, die in Artikel 31 Absatz 1
Buchstabe d des Übereinkommens enthaltene Vorschrift zur Gerichtsbarkeit auf Straftaten
nach Artikel 20 des Übereinkommens – soweit diese nach den strafrechtlichen Vorschrif-
ten der Bundesrepublik Deutschland nicht gleichzeitig die Voraussetzungen einer Teil-
nahme an einer Straftat nach Artikel 4 in Verbindung mit Artikel 18 des Übereinkommens
erfüllen – nur in den Fällen anzuwenden, in denen der Täter im Hoheitsgebiet der Bundes-
republik Deutschland angetroffen und nicht ausgeliefert wird.“
Weiter ist das Übereinkommen des Europarats nach seinem Artikel 42 Ab-
satz 3 für folgende Staaten in Kraft getreten:
Albanien am 1. Februar 2008
Bulgarien am 1. Februar 2008
Dänemark* 1 2 am 1. Februar 2008
Georgien* 2 am 1. Februar 2008
Kroatien am 1. Februar 2008
Moldau, Republik* 2 am 1. Februar 2008
Österreich am 1. Februar 2008
Rumänien am 1. Februar 2008
Slowakei am 1. Februar 2008
Zypern am 1. Februar 2008.
Weiter ist das Übereinkommen des Europarats nach seinem Artikel 42 Ab-
satz 4 für folgende Staaten in Kraft getreten:
Andorra am 1. Juli 2011
Armenien am 1. August 2008
Aserbaidschan* 2 am 1. Oktober 2010
Belgien am 1. August 2009
Bosnien und Herzegowina am 1. Mai 2008
Finnland* 1 am 1. September 2012
Frankreich* 1 am 1. Mai 2008
Irland am 1. November 2010
Island am 1. Juni 2012
Italien am 1. März 2011
Lettland* 1 am 1. Juli 2008
Litauen am 1. November 2012
392 Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013
Luxemburg am 1. August 2009
Malta* 1 am 1. Mai 2008
Mazedonien, ehemalige jugoslawische Republik* 1 am 1. September 2009
Montenegro am 1. November 2008
Niederlande* 3 am 1. August 2010
Norwegen am 1. Mai 2008
Polen* 4 am 1. März 2009
Portugal* 1 am 1. Juni 2008
San Marino am 1. März 2011
Schweden* 1 am 1. September 2010
Serbien am 1. August 2009
Slowenien* 1 am 1. Januar 2010
Spanien* 2 am 1. August 2009
Ukraine am 1. März 2011
Vereinigtes Königreich* 1 am 1. April 2009.
Ferner wird das Übereinkommen nach seinem Artikel 42 Absatz 4 für die
Schweiz* 1 am 1. April 2013
in Kraft treten.
1 nach Maßgabe eines Vorbehalts nach Artikel 31 des Übereinkommens
2 nach Maßgabe einer Erklärung zur territorialen Anwendbarkeit
3 nach Maßgabe einer Erklärung zu Artikel 44 des Übereinkommens
4 nach Maßgabe eines Vorbehalts nach Artikel 31 und einer Erklärung zu Artikel 25 des Übereinkom-
mens
* Vorbehalte und Erklärungen:
Vorbehalte und Erklärungen zu diesem Übereinkommen, mit Ausnahme derer Deutschlands werden
im Bundesgesetzblatt Teil II nicht veröffentlicht. Sie sind in englischer und französischer Sprache auf
der Webseite des Europarats unter www.conventions.coe.int einsehbar.
Berlin, den 21. Februar 2013
Auswärtiges Amt
Im Auftrag
Dr. M a r t i n N e y
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013 393
Bekanntmachung
über die vorläufige Anwendung des Übereinkommens
zwischen den Mitgliedstaaten der Europäischen Gemeinschaften
über die Vollstreckung ausländischer strafrechtlicher Verurteilungen
Vom 26. Februar 2013
Zum Übereinkommen vom 13. November 1991 zwischen den Mitgliedstaaten
der Europäischen Gemeinschaften über die Vollstreckung ausländischer straf-
rechtlicher Verurteilungen, das für Deutschland seit dem 9. Dezember 1997 im
Verhältnis zu den Niederlanden (für den europäischen Teil, vgl. die Bekannt-
machung vom 30. März 1998, BGBl. II S. 896), seit dem 26. Juni 2004 im Verhält-
nis zu Lettland (vgl. die Bekanntmachung vom 20. Januar 2005, BGBl. II S. 172)
sowie seit dem 16. Mai 2005 im Verhältnis zu den Niederlanden (für die Nieder-
ländischen Antillen und Aruba, vgl. die Bekanntmachung vom 8. August 2007,
BGBl. II S. 1427) vorläufig Anwendung findet, haben die N i e d e r l a n d e mitge-
teilt, dass das Übereinkommen nach der Änderung der verfassungsrechtlichen
Struktur der Niederlande zum 10. Oktober 2010 (vgl. die Bekanntmachung vom
29. August 2012, BGBl. II S. 1027) für die
Niederlande, karibischer Teil
(Bonaire, Saba, St. Eustatius) seit dem 10. Oktober 2010
Curaçao seit dem 10. Oktober 2010
St. Martin (niederländischer Teil) seit dem 10. Oktober 2010
vorläufig anwendbar ist.
Die N i e d e r l a n d e haben am 25. Juli 2012 folgende ergänzende E r k l ä r u n g
zu dem Übereinkommen abgegeben:
(Übersetzung)
“In accordance with Article 18 of the „Im Einklang mit Artikel 18 des Über-
Convention, the Kingdom of the Nether- einkommens behält sich das Königreich der
lands (Curaçao, Sint Maarten, the Niederlande (Curaçao, St. Martin, der kari-
Caribbean part of the Netherlands (the bische Teil der Niederlande (die Inseln
islands of Bonaire, Sint Eustatius and Saba) Bonaire, St. Eustatius und Saba) und Aru-
and Aruba) reserves the right to require that ba) das Recht vor zu verlangen, dass die in
the relevant documents referred to in Arti- Artikel 7 des Übereinkommens genannten
cle 7 of the Convention be translated into einschlägigen Unterlagen ins Niederlän-
Dutch. dische übersetzt werden.
In accordance with Article 21, para- Im Einklang mit Artikel 21 Absatz 3 des
graph 3, of the Convention, the Convention Übereinkommens wird das Überein-
is declared applicable in relations between kommen auf die Beziehungen zwischen
the Kingdom of the Netherlands (Curaçao, dem Königreich der Niederlande (Curaçao,
Sint Maarten, the Caribbean part of the St. Martin, der karibische Teil der Nieder-
Netherlands (the islands of Bonaire, Sint lande (die Inseln Bonaire, St. Eustatius und
Eustatius and Saba) and Aruba) and those Saba) und Aruba) und den Mitgliedstaaten,
Member States which have made a similar die eine ähnliche Erklärung abgegeben
declaration.” haben, für anwendbar erklärt.“
Diese Bekanntmachung ergeht im Anschluss an die Bekanntmachung vom
8. August 2007 (BGBl. II S. 1427).
Berlin, den 26. Februar 2013
Auswärtiges Amt
Im Auftrag
Dr. M a r t i n N e y
394 Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013
Bekanntmachung
über das Inkrafttreten
des Protokolls von 1997
zur Änderung des Internationalen Übereinkommens von 1973
zur Verhütung der Meeresverschmutzung durch Schiffe
und der dazugehörigen Verordnung
Vom 27. Februar 2013
Nach Artikel 5 der Verordnung vom 26. Februar 2003 über Änderungen des
Internationalen Übereinkommens von 1973 zur Verhütung der Meeresverschmut-
zung durch Schiffe und des Protokolls von 1978 zu diesem Übereinkommen
(8. MARPOL-ÄndV – BGBl. 2003 II S. 130, 132) wird bekannt gemacht, dass das
Protokoll von 1997 vom 26. September 1997 zur Änderung des Internationalen
Übereinkommens von 1973 vom 2. November 1973 zur Verhütung der Meeres-
verschmutzung durch Schiffe in der durch das Protokoll von 1978 vom 17. Fe-
bruar 1978 geänderten Fassung nach seinem Artikel 6 Absatz 1 für die
Bundesrepublik Deutschland am 19. Mai 2005
in Kraft getreten ist. Nach ihrem Artikel 5 ist auch die Verordnung vom 26. Fe-
bruar 2003 am 19. Mai 2005 in Kraft getreten.
Die deutsche Ratifikationsurkunde ist am 17. Juni 2003 beim Generalsekretär
der Internationalen Seeschifffahrts-Organisation als Verwahrer in London hinter-
legt worden.
Ferner ist das Protokoll nach seinem Artikel 6 Absatz 1 für folgende Staaten in
Kraft getreten:
Aserbaidschan am 19. Mai 2005
Bahamas am 19. Mai 2005
Bangladesch am 19. Mai 2005
Barbados am 19. Mai 2005
Bulgarien am 19. Mai 2005
Dänemark (nicht für Färöer und Grönland) am 19. Mai 2005
Griechenland am 19. Mai 2005
Japan am 19. Mai 2005
Liberia am 19. Mai 2005
Marshallinseln am 19. Mai 2005
Norwegen am 19. Mai 2005
Panama am 19. Mai 2005
Samoa am 19. Mai 2005
Schweden am 19. Mai 2005
Singapur am 19. Mai 2005
Spanien am 19. Mai 2005
Vanuatu am 19. Mai 2005
Vereinigtes Königreich am 19. Mai 2005
Zypern am 19. Mai 2005.
Darüber hinaus ist das Protokoll nach seinem Artikel 6 Absatz 2 für folgende
Staaten in Kraft getreten:
Antigua und Barbuda am 10. Oktober 2007
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013 395
Australien am 7. November 2007
Belgien am 27. Mai 2006
Belize am 14. September 2007
Benin am 18. April 2007
Brasilien am 23. Mai 2010
Chile am 16. Januar 2007
China am 23. August 2006
Hongkong am 20. März 2008
Macau am 23. Mai 2006
Cookinseln am 12. Juni 2007
Estland am 18. Oktober 2005
Finnland am 30. Juni 2005
Frankreich am 15. Oktober 2005
Ghana am 1. Januar 2011
Indien am 23. Februar 2012
Iran, Islamische Republik am 29. August 2009
Irland am 30. September 2009
Italien am 22. August 2006
Jamaika am 29. August 2008
Kanada am 26. Juni 2010
Kenia am 14. April 2008
Kiribati am 5. Mai 2007
Korea, Republik am 20. Juli 2006
Kroatien am 4. August 2005
Kuwait am 7. November 2007
Lettland am 19. September 2006
Litauen am 13. Dezember 2005
Luxemburg am 21. Februar 2006
Malaysia am 27. Dezember 2010
Malta am 30. Juni 2011
Marokko am 3. August 2011
Mongolei am 19. Dezember 2007
Niederlande, europäischer Teil am 2. Januar 2007
Niederlande, karibischer Teil am 10. Oktober 2010
(Bonaire, Saba, St. Eustatius)
Niue am 27. September 2012
Palau am 29. Dezember 2011
Polen am 29. Juli 2005
Portugal am 22. August 2008
Rumänien am 20. Juli 2006
Russische Föderation am 8. Juli 2011
Saudi-Arabien am 23. August 2005
Serbien am 8. Oktober 2010
Sierra Leone am 10. Juni 2008
St. Kitts und Nevis am 2. Juni 2005
St. Vincent und die Grenadinen am 26. Februar 2009
Syrien am 26. November 2008
Trinidad und Tobago am 7. September 2012
396 Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013
Tunesien am 5. Dezember 2011
Tuvalu am 2. März 2006
Vereinigtes Königreich, Gibraltar am 8. Juni 2011
Insel Man am 5. April 2012.
Berlin, den 27. Februar 2013
Auswärtiges Amt
Im Auftrag
Dr. M a r t i n N e y
Bekanntmachung
über den Geltungsbereich des Übereinkommens
über die Erhaltung der europäischen wild lebenden Pflanzen und Tiere
und ihrer natürlichen Lebensräume
Vom 27. Februar 2013
Das Übereinkommen vom 19. September 1979 über die Erhaltung der euro-
päischen wild lebenden Pflanzen und Tiere und ihrer natürlichen Lebensräume
(BGBl. 1984 II S. 618, 620; 1998 II S. 2654, 2655) wird nach seinem Artikel 19 Ab-
satz 3 für
Belarus* am 1. Juni 2013
nach Maßgabe einer bei Hinterlegung der Ratifikationsurkunde am 19. Fe-
bruar 2013 abgegebenen Erklärung zu Artikel 22 Absatz 1 des Überein-
kommens
in Kraft treten.
Diese Bekanntmachung ergeht im Anschluss an die Bekanntmachung vom
1. März 2010 (BGBl. II S. 246).
* Vorbehalte und Erklärungen:
Vorbehalte und Erklärungen zu diesem Übereinkommen, mit Ausnahme derer Deutschlands, werden
im Bundesgesetzblatt Teil II nicht veröffentlicht. Sie sind in englischer und französischer Sprache auf
der Webseite des Europarats unter http://conventions.coe.int einsehbar.
Berlin, den 27. Februar 2013
Auswärtiges Amt
Im Auftrag
Dr. M a r t i n N e y
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013 397
Bekanntmachung
des deutsch-mauretanischen Abkommens
über Finanzielle Zusammenarbeit
Vom 28. Februar 2013
Das in Nouakchott am 15. Juli 2012 unterzeichnete
Abkommen zwischen der Regierung der Bundesrepublik
Deutschland und der Regierung der Islamischen Republik
Mauretanien über Finanzielle Zusammenarbeit 2011 ist
nach seinem Artikel 6
am 15. Juli 2012
in Kraft getreten; es wird nachstehend veröffentlicht.
Bonn, den 28. Februar 2013
Bundesministerium
für wirtschaftliche Zusammenarbeit
und Entwicklung
Im Auftrag
Michael Fiebig
398 BundesgesetzblattJahrgang2013TeilIINr.9,ausgegebenzuBonnam16. April2013
Abkommen
zwischenderRegierungderBundesrepublikDeutschland
undderRegierungderIslamischenRepublikMauretanien
überFinanzielleZusammenarbeit2011
DieRegierungderBundesrepublikDeutschland Artikel 2
und (1) DieVerwendungdesinArtikel1genanntenBetrages,die
dieRegierungderIslamischenRepublikMauretanien– Bedingungen,zudenenerzurVerfügunggestelltwird,sowiedas
VerfahrenderAuftragsvergabebestimmendiezwischenderKre-
imGeistederbestehendenfreundschaftlichenBeziehungen ditanstaltfürWiederaufbauunddenEmpfängerndesFinanzie-
zwischenderBundesrepublikDeutschlandundderIslamischen rungsbeitrageszuschließendenVerträge,diedeninderBundes-
RepublikMauretanien, republikDeutschlandgeltendenRechtsvorschriftenunterliegen.
(2) DieZusagedesinArtikel1Absatz1genanntenBetrages
indemWunsch,diesefreundschaftlichenBeziehungendurch entfällt,soweitnichtinnerhalbeinerFristvonachtJahrennach
partnerschaftlicheFinanzielleZusammenarbeitzufestigenund demZusagejahrdieentsprechendenFinanzierungsverträgege-
zuvertiefen, schlossenwurden.FürdiesenBetragendetdieseFristmitAb-
laufdes31.Dezember2019.
indemBewusstsein,dassdieAufrechterhaltungdieserBezie-
hungendieGrundlagediesesAbkommensist, (3) DieRegierungderIslamischenRepublikMauretanien,so-
weitsienichtselbstEmpfängerderFinanzierungsbeiträgeist,
inderAbsicht,zursozialenundwirtschaftlichenEntwicklungin wirdetwaigeRückzahlungsansprüche,dieaufgrunddernach
derIslamischenRepublikMauretanienbeizutragen, Absatz1zuschließendenFinanzierungsverträgeentstehenkön-
nen,gegenüberderKreditanstaltfürWiederaufbaugarantieren.
unterBezugnahmeaufdieVerbalnotederBotschaftderBun-
desrepublikDeutschlandNummer208/2011vom19.Dezember
Artikel 3
2011unddieVerbalnotederIslamischenRepublikMauretanien
Nr.000025DGPPI/MAEDvom03.April2012– DieRegierungderIslamischenRepublikMauretanienstelltdie
KreditanstaltfürWiederaufbauvonsämtlichenSteuernundsons-
sindwiefolgtübereingekommen: tigenöffentlichenAbgabenfrei,dieimZusammenhangmitdem
AbschlussundderDurchführungderinArtikel2Absatz1ge-
Artikel 1 nanntenVerträgeinderIslamischenRepublikMauretanienerho-
benwerden.
(1) DieRegierungderBundesrepublikDeutschlandermöglicht
esderRegierungderIslamischenRepublikMauretanienoderan-
deren, von beiden Regierungen gemeinsam auszuwählenden Artikel 4
Empfängern,vonderKreditanstaltfürWiederaufbau,Frankfurt DieRegierungderIslamischenRepublikMauretanienüberlässt
amMain,einenFinanzierungsbeitraginHöhevonbiszu3Mil- beidensichausderGewährungderFinanzierungsbeiträgeer-
lionenEurofürdasVorhaben„ProgrammSchutzderBiodiver- gebendenTransportenvonPersonenundGüternimSee-und
sitätinKüstengebieten“zuerhalten,wennnachPrüfungdieFör- LuftverkehrdenPassagierenundLieferantendiefreieWahlder
derungswürdigkeitdiesesVorhabenfestgestelltwordenist. Verkehrsunternehmen, trifft keine Maßnahmen, welche die
(2) DasinAbsatz1bezeichneteVorhabenkannimEinverneh- gleichberechtigteBeteiligungderVerkehrsunternehmenmitSitz
menzwischenderRegierungderBundesrepublikDeutschland inderBundesrepublikDeutschlandausschließenodererschwe-
undderRegierungderIslamischenRepublikMauretaniendurch ren,underteiltgegebenenfallsdiefüreineBeteiligungdieserVer-
andereVorhabenersetztwerden. kehrsunternehmenerforderlichenGenehmigungen.
(3) FallsdieRegierungderBundesrepublikDeutschlandesder
Artikel 5
RegierungderIslamischenRepublikMauretanienzueinemspä-
terenZeitpunktermöglicht,FinanzierungsbeiträgezurVorberei- (1) DerimAbkommenvom24.Januar2011zwischenderRe-
tungdesinAbsatz1genanntenVorhabensoderFinanzierungs- gierungderBundesrepublikDeutschlandundderRegierungder
beiträgefürnotwendigeBegleitmaßnahmenzurDurchführung IslamischenRepublikMauretanienüberFinanzielleZusammenar-
undBetreuungdesinAbsatz1genanntenVorhabensvonder beit2006/2009fürdasVorhaben„KV-Managementdernatür-
KreditanstaltfürWiederaufbauzuerhalten,findetdiesesAbkom- lichenRessourceninGuidimakha“vorgeseheneFinanzierungs-
menAnwendung. beitragwirdmiteinemBetragvon4MillionenEuroreprogrammiert
BundesgesetzblattJahrgang2013TeilIINr.9,ausgegebenzuBonnam16. April2013 399
undfürdasVorhaben„ProgrammSchutzder BiodiversitätinKüs- inemBetragvon347 949,46Euroreprogrammiertundfürdas
e
tengebieten“verwendet,wennnachPrüfungdessenFörderungs- Vorhaben„FischereiüberwachungV“verwendet,wennnachPrü-
würdigkeitfestgestelltwordenist. fungdessenFörderungswürdigkeitfestgestelltwordenist.
(2) DerimAbkommenvom4.Oktober2005zwischenderRe-
gierungderBundesrepublikDeutschlandundderRegierungder Artikel 6
IslamischenRepublikMauretanienüberFinanzielleZusammenar-
beit2004fürdasVorhaben„DezentralisierungundKommunal- Dieses Abkommen tritt am Tage seiner Unterzeichnung in
entwicklung III“ vorgesehene Finanzierungsbeitrag wird mit Kraft.
GeschehenzuNouakchottam15.Juli2012inzweiUrschrif-
ten,jedeindeutscherundfranzösischerSprache,wobeijeder
Wortlautgleichermaßenverbindlichist.
FürdieRegierungderBundesrepublikDeutschland
DietmarBlaas
FürdieRegierungderIslamischenRepublikMauretanien
S i d i O u l d Ta h
Bekanntmachung
über den Geltungsbereich des Übereinkommens
über den internationalen Eisenbahnverkehr (COTIF)
in der Fassung des Änderungsprotokolls vom 3. Juni 1999
Vom 1. März 2013
Das Übereinkommen vom 9. Mai 1980 über den internationalen Eisenbahn-
verkehr (COTIF) in der durch das Protokoll vom 3. Juni 1999 geänderten Fassung
(BGBl. 1985 II S. 130, 132; 2010 II S. 1246, 1247) ist nach seinem Artikel 37 § 3
für
Marokko am 28. April 2011
in Kraft getreten.
Diese Bekanntmachung ergeht im Anschluss an die Bekanntmachung vom
2. Juli 2010 (BGBl. II S. 864).
Berlin, den 1. März 2013
Auswärtiges Amt
Im Auftrag
Dr. M a r t i n N e y
400 Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013
Bekanntmachung
über den Geltungsbereich
des Fakultativprotokolls zum Übereinkommen
zur Beseitigung jeder Form von Diskriminierung der Frau
Vom 1. März 2013
Das Fakultativprotokoll vom 6. Oktober 1999 zum Übereinkommen vom
18. Dezember 1979 zur Beseitigung jeder Form von Diskriminierung der Frau
(BGBl. 2001 II S. 1237, 1238) ist nach seinem Artikel 16 Absatz 2 für
Angola am 1. Februar 2008
Griechenland am 24. April 2002
in Kraft getreten.
Diese Bekanntmachung ergeht im Anschluss an die Bekanntmachung vom
6. Februar 2012 (BGBl. II S. 191).
Berlin, den 1. März 2013
Auswärtiges Amt
Im Auftrag
Dr. M a r t i n N e y
Bekanntmachung
über den Geltungsbereich
des Internationalen Übereinkommens von 1978
über Normen für die Ausbildung, die Erteilung von Befähigungszeugnissen
und den Wachdienst von Seeleuten
Vom 1. März 2013
Das Internationale Übereinkommen von 1978 vom 7. Juli 1978 über Normen
für die Ausbildung, die Erteilung von Befähigungszeugnissen und den Wach-
dienst von Seeleuten (BGBl. 1982 II S. 297, 298) ist nach seinem Artikel XIV Ab-
satz 4 für
El Salvador am 1. März 2013
in Kraft getreten.
Diese Bekanntmachung ergeht im Anschluss an die Bekanntmachung vom
27. März 2012 (BGBl. II S. 448).
Berlin, den 1. März 2013
Auswärtiges Amt
Im Auftrag
Dr. M a r t i n N e y
400 Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013
Bekanntmachung
über den Geltungsbereich
des Fakultativprotokolls zum Übereinkommen
zur Beseitigung jeder Form von Diskriminierung der Frau
Vom 1. März 2013
Das Fakultativprotokoll vom 6. Oktober 1999 zum Übereinkommen vom
18. Dezember 1979 zur Beseitigung jeder Form von Diskriminierung der Frau
(BGBl. 2001 II S. 1237, 1238) ist nach seinem Artikel 16 Absatz 2 für
Angola am 1. Februar 2008
Griechenland am 24. April 2002
in Kraft getreten.
Diese Bekanntmachung ergeht im Anschluss an die Bekanntmachung vom
6. Februar 2012 (BGBl. II S. 191).
Berlin, den 1. März 2013
Auswärtiges Amt
Im Auftrag
Dr. M a r t i n N e y
Bekanntmachung
über den Geltungsbereich
des Internationalen Übereinkommens von 1978
über Normen für die Ausbildung, die Erteilung von Befähigungszeugnissen
und den Wachdienst von Seeleuten
Vom 1. März 2013
Das Internationale Übereinkommen von 1978 vom 7. Juli 1978 über Normen
für die Ausbildung, die Erteilung von Befähigungszeugnissen und den Wach-
dienst von Seeleuten (BGBl. 1982 II S. 297, 298) ist nach seinem Artikel XIV Ab-
satz 4 für
El Salvador am 1. März 2013
in Kraft getreten.
Diese Bekanntmachung ergeht im Anschluss an die Bekanntmachung vom
27. März 2012 (BGBl. II S. 448).
Berlin, den 1. März 2013
Auswärtiges Amt
Im Auftrag
Dr. M a r t i n N e y
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013 401
Bekanntmachung
der deutsch-brasilianischen Vereinbarung
über Finanzielle Zusammenarbeit
Vom 7. März 2013
Die Vereinbarung in der Form eines Notenwechsels
vom 27. Juni 2011/29. August 2011 zwischen der Regie-
rung der Bundesrepublik Deutschland und der Regierung
der Föderativen Republik Brasilien über Finanzielle
Zusammenarbeit „Fasttrack 2010“ (Vorhaben: „Offenes
Programm Erneuerbare Energien/Energieeffizienz“ und
„Solar WM 2014 Brasilien“) wird in der einleitenden
deutschen Note nachstehend veröffentlicht.
Der Tag, an dem die Vereinbarung nach ihrer Inkraft-
tretensklausel in Kraft tritt, wird im Bundesgesetzblatt be-
kannt gegeben.
Bonn, den 7. März 2013
Bundesministerium
für wirtschaftliche Zusammenarbeit
und Entwicklung
Im Auftrag
Paul Garaycochea
402 Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013
Der Botschafter Brasilia, den 27. Juni 2011
der Bundesrepublik Deutschland
Herr Minister,
ich beehre mich, die folgende, kürzlich zwischen Vertretern der Regierung der Bundes-
republik Deutschland und der Regierung der Föderativen Republik Brasilien getroffene Ver-
einbarung über die Gewährung nicht rückzahlbarer Finanzierungsbeiträge sowie deutscher
Darlehen zur Förderung der Entwicklung in der Föderativen Republik Brasilien zu be-
stätigen:
1. In Übereinstimmung mit den in der Bundesrepublik Deutschland geltenden Rechtsvor-
schriften stellt die Regierung der Bundesrepublik Deutschland konditionierte Mittel in
Form von Darlehen (nachfolgend als „Darlehen“ bezeichnet) im Wert von insgesamt
bis zu 140 000 000 EUR (in Worten: einhundertvierzig Millionen Euro) zur Verfügung.
Diese Darlehen werden in Übereinstimmung mit den in der Bundesrepublik Deutsch-
land geltenden Rechtsvorschriften den in der Anlage aufgeführten Empfängern
(nachfolgend als „Empfänger“ bezeichnet) von der Kreditanstalt für Wiederaufbau
(KfW) in der Absicht gewährt, in Übereinstimmung mit den in der Föderativen Republik
Brasilien geltenden Rechtsvorschriften die in der Anlage zu dieser Note aufgeführten
Vorhaben gemäß der darin enthaltenen Zweckbestimmung durchzuführen.
2. (1) Die Bereitstellung der Darlehen erfolgt über Darlehensverträge, die zwischen den
Empfängern und der KfW abzuschließen sind. Der Wortlaut und die Konditionen der
Darlehen sowie die Verwendungsmodalitäten gehen aus den besagten Darlehens-
verträgen hervor.
(2) Die in Absatz 1 erwähnten Darlehensverträge werden abgeschlossen, nachdem
die Regierung der Bundesrepublik Deutschland die Durchführbarkeit der in der
Anlage benannten und an diese Verträge geknüpften Vorhaben anerkannt hat.
(3) Die entsprechenden Auszahlungszeiträume können mit Einwilligung der zustän-
digen Stellen beider Regierungen verlängert werden.
3. (1) Die Regierung der Bundesrepublik Deutschland kann von der Regierung der
Föderativen Republik Brasilien für die Rückzahlung des den Empfängern gewährten
Darlehens sowie die Zahlung der Zinsen und anderer Darlehenskosten eine Sicher-
heit verlangen, deren Gewährung an die Einhaltung der internen brasilianischen
Anforderungen gebunden ist.
(2) Die Regierung der Bundesrepublik Deutschland verlangt von der Regierung der
Föderativen Republik Brasilien für die Rückzahlung des Darlehens sowie die Zahlung
der Zinsen und anderer Darlehenskosten für das in der Anlage aufgeführte Vorhaben
„Offene Programm Erneuerbare Energien / Energieeffizienz (Eletrobras)“ eine Staats-
garantie, deren Genehmigung an die Einhaltung der internen brasilianischen Anforde-
rungen gebunden ist.
4. (1) Die Darlehen werden den brasilianischen Projektträgern für die vollständige oder
anteilige Finanzierung von Warenkäufen und/oder Dienstleistungen zur Verfügung ge-
stellt, die zur Durchführung der in der Anlage verzeichneten Vorhaben erforderlich
sind, wie zum Beispiel Zahlungen an Lieferanten, Bauunternehmen und/oder Gut-
achter.
(2) Ein Teil der Darlehen kann zur Deckung der wechselkursbedingten Kosten dienen,
die bei der Umrechnung in die einheimische Währung zwecks Durchführung der in
Spalte 1 der Anlage verzeichneten Vorhaben entstehen.
5. Die Verwendung der Darlehensmittel für die vollständige oder anteilige Zahlung der
unter Nummer 4 Absatz 1 genannten Waren und/oder Dienstleistungen hat in Überein-
stimmung mit den Richtlinien der KfW für die Beauftragung von Consultants sowie für
die Vergabe von Liefer- und Leistungsaufträgen in der Finanziellen Zusammenarbeit zu
erfolgen, die inter alia die bei der Ausschreibung internationaler Wettbewerbe einzu-
haltenden Verfahren festlegen, es sei denn, solche Verfahren finden keine Anwendung
oder sind nicht geeignet.
6. In Bezug auf den Seetransport und die entsprechende Versicherung von Waren, die
ganz oder teilweise mit Darlehensmitteln erworben werden, vermeiden die beiden
Regierungen im Rahmen ihrer jeweils anzuwendenden Gesetze und Verordnungen
Restriktionen, die einem fairen und freien Wettbewerb der Transport- und Versiche-
rungsunternehmen beider Länder schaden könnten.
7. Für deutsche Staatsbürger, deren Dienstleistungen in der Föderativen Republik
Brasilien zur Lieferung der unter Nummer 4 Absatz 1 aufgeführten Waren und/oder
Dienstleistungen erforderlich sind, gelten zwecks Ausübung ihrer Tätigkeit in der
Föderativen Republik Brasilien in Übereinstimmung mit der brasilianischen Ausländer-
gesetzgebung erleichterte Einreise- und Aufenthaltsbedingungen.
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013 403
8. Die KfW übernimmt nicht die Zahlung von Steuern, Gebühren und öffentlichen
Abgaben, die in der Föderativen Republik Brasilien in Zusammenhang mit dem Ab-
schluss und der Durchführung der in Nummer 2 Absatz 1 genannten Verträge anfallen.
9. Die Zusage für die unter Nummer 1 in Verbindung mit der Anlage genannten Vorhaben
und den unter Nummer 1 genannten Betrag entfällt, soweit nicht innerhalb von acht
Jahren nach dem Zusagejahr die entsprechenden Darlehensverträge geschlossen
wurden. Die entsprechenden Fristen enden mit Ablauf des 31. Dezember 2018.
10. Die in Nummer 1 in Verbindung mit der Anlage bezeichneten Vorhaben können nicht
durch andere Vorhaben ersetzt werden.
11. Die Empfänger der Darlehen stellen der Regierung der Bundesrepublik Deutschland
und der KfW im Rahmen der abzuschließenden Einzelverträge Informationen und
Daten über den Fortschritt der jeweiligen in der Anlage aufgeführten Vorhaben zur
Verfügung.
12. Die beiden Regierungen konsultieren sich gegenseitig bezüglich eventuell auftauchen-
der Fragen, die mit der gegenwärtigen Vereinbarung in Zusammenhang stehen.
13. Die Anlage ist Bestandteil dieser Note.
14. Diese Vereinbarung wird in deutscher und portugiesischer Sprache geschlossen,
wobei jeder Wortlaut gleichermaßen verbindlich ist.
Falls die Regierung der Föderativen Republik Brasilien mit der oben dargestellten Verein-
barung einverstanden ist, beehre ich mich vorzuschlagen, dass diese Note und die das
Einverständnis Ihrer Regierung zum Ausdruck bringende Antwortnote Eurer Exzellenz eine
Vereinbarung zwischen unseren Regierungen bilden, deren Wortlaut als verbindlich und
endgültig festgelegt wird. Sie tritt für die in der Anlage genannten Vorhaben jeweils an dem
Datum in Kraft, an dem bei der Regierung der Bundesrepublik Deutschland eine schrift-
liche Notifizierung der Regierung der Föderativen Republik Brasilien darüber eingeht, dass
die innerbrasilianischen Voraussetzungen zur Unterzeichnung der Darlehensverträge
gegeben sind.
Genehmigen Sie, Herr Minister, die Versicherung meiner ausgezeichnetsten Hoch-
achtung.
Wilfried Grolig
Seiner Exzellenz
dem Minister für Auswärtige Angelegenheiten
der Föderativen Republik Brasilien
Herrn Antônio de Aguiar Patriota
Brasilia
Annex / Anexo
Zinsverbilligte Darlehen – Empréstimos a juros reduzidos
Projekt Vertragspartner Zusagejahr Betrag in €
Projeto Tomador do Ano da Montante
Empréstimo ou autorização em €
Devedor (do crédito)
1. Offenes Programm Eletrobras 2010 100 Mio.
Erneuerbare Energien / Energie-
effizienz
Programa Aberto Energias Renováveis /
Eficiência Energética
2. Solar WM 2014 Brasilien (BNDES) Banco Nacional 2010 40 Mio.
de
Copa Mundial Solar 2014 Brasil (BNDES)
Desenvolvimento
Econômico e
Social (BNDES)
404 Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013
Bekanntmachung
des deutsch-marokkanischen Abkommens
über Finanzielle Zusammenarbeit
Vom 12. März 2013
Das in Rabat am 8. Juni 2012 unterzeichnete Abkom-
men zwischen der Regierung der Bundesrepublik
Deutschland und der Regierung des Königreichs Marok-
ko über Finanzielle Zusammenarbeit 2010 ist nach sei-
nem Artikel 6
am 8. Juni 2012
in Kraft getreten; es wird nachstehend veröffentlicht.
Bonn, den 12. März 2013
Bundesministerium
für wirtschaftliche Zusammenarbeit
und Entwicklung
Im Auftrag
Daniela Erler
BundesgesetzblattJahrgang2013TeilIINr.9,ausgegebenzuBonnam16. April2013 405
Abkommen
zwischenderRegierungderBundesrepublikDeutschland
undderRegierungdesKönigreichsMarokko
überFinanzielleZusammenarbeit2010
DieRegierungderBundesrepublikDeutschland lichenStellungderFraudienen,diebesonderenVorausset-
zungenfürdieFörderungimWegeeinesFinanzierungsbei-
und
tragserfüllen.
dieRegierungdesKönigreichsMarokko–
(2) DieRegierungderBundesrepublikDeutschlandermöglicht
imGeistederbestehendenfreundschaftlichenBeziehungen esderRegierungdesKönigreichsMarokkoodereinemanderen
zwischenderBundesrepublikDeutschlandunddemKönigreich von beiden Regierungen gemeinsam auszuwählenden Darle-
Marokko, hensnehmerdarüberhinaus
1. für das Vorhaben „Effizienzsteigerung Trinkwasser“ ein
imWunsch,diesefreundschaftlichenBeziehungendurchpart-
vergünstigtesDarlehenderKfW,dasimRahmenderöffent-
nerschaftlicheFinanzielleZusammenarbeitzufestigenundzu
lichenEntwicklungszusammenarbeitgewährtwird,vonbis
vertiefen,
zu40 MillionenEuro
imBewusstsein,dassdieAufrechterhaltungdieserBeziehun- 2. fürdasVorhaben„SolarkraftwerkOuarzazate“einvergüns-
gendieGrundlagediesesAbkommensist, tigtesDarlehenderKfW,dasimRahmenderöffentlichenEnt-
wicklungszusammenarbeitgewährtwird,vonbiszu60Millio-
inderAbsicht,zursozialenundwirtschaftlichenEntwicklung nenEuro
imKönigreichMarokkobeizutragen,
3. für das Vorhaben „Trinkwasserversorgung Taroudant und
unterBezugnahmeaufdieProtokollederRegierungsverhand- Umland“einvergünstigtesDarlehenderKfW,dasimRahmen
lungenvom22.Juni2010und22.September2010inRabat deröffentlichenEntwicklungszusammenarbeitgewährtwird,
sowiedieVerbalnotederBotschaftderBundesrepublikDeutsch- vonbiszu21 MillionenEuro
landinRabatNummer469/11vom19.Dezember2011–
zuerhalten,wennnachPrüfungdieentwicklungspolitischeFör-
sindwiefolgtübereingekommen: derungswürdigkeitdesVorhabensfestgestelltwordenistunddie
guteKreditwürdigkeitdesGarantiegebersweiterhingegebenist
unddieRegierungdesKönigreichsMarokkoeineStaatsgaran-
Artikel 1 tiegewährt,sofernsienichtselbstKreditnehmerwird.DieVorha-
(1) DieRegierungderBundesrepublikDeutschlandermöglicht benkönnennichtdurchandereVorhabenersetztwerden.
esderRegierungdesKönigreichsMarokkooderanderen,von (3) DieinAbsatz1bezeichnetenVorhabenkönnenimEinver-
beidenRegierungengemeinsamauszuwählendenEmpfängern, nehmenzwischenderRegierungderBundesrepublikDeutsch-
vonderKreditanstaltfürWiederaufbau(KfW)folgendeBeträge landundderRegierungdesKönigreichsMarokkodurchandere
zuerhalten: Vorhabenersetztwerden.
1. Darlehenvoninsgesamt9 500 000EurofürdieVorhaben
(4) FallsdieRegierungderBundesrepublikDeutschlandesder
a) „PMHIII(UnterstützungPlanMarocVert)“biszu5Millio- RegierungdesKönigreichsMarokkozueinemspäterenZeitpunkt
nenEuro, ermöglicht, weitere Darlehen oder Finanzierungsbeiträge zur
b) „Siedlungsabfallprogramm Marokko“ bis zu VorbereitungderinAbsatz1genanntenVorhabenoderweitere
4 500 000 Euro, Finanzierungsbeiträge für notwendige Begleitmaßnahmen zur
DurchführungundBetreuungderinAbsatz1genanntenVorha-
wennnachPrüfungdieFörderungswürdigkeitdieserVorha- benvonderKfWzuerhalten,findetdiesesAbkommenAnwen-
benfestgestelltwordenist; dung.
2. FinanzierungsbeiträgefürnotwendigeBegleitmaßnahmenzur (5) FinanzierungsbeiträgefürVorbereitungs-undBegleitmaß-
DurchführungundBetreuungderfolgendenVorhaben: nahmen nach Absatz 1 Nummer 2 und Absatz 4 werden in
a) fürdasunterNummer1BuchstabeagenannteVorhaben Darlehenumgewandelt,wennsienichtfürsolcheMaßnahmen
biszu500 000 Euro, verwendetwerden.
b) fürdasunterNummer1BuchstabebgenannteVorhaben (6) Im Zusammenhang mit dem in Absatz 2 Nummer 3
biszu1 MillionEuro, genanntenVorhabenverzichtetdasKönigreichMarokkoaufden
imAbkommenvom11.Februar2008zwischenderRegierung
3. Finanzierungsbeiträgevoninsgesamt7 500 000 Eurofürdie
derBundesrepublikDeutschlandundderRegierungdesKönig-
Vorhaben
reichsMarokkoüberFinanzielleZusammenarbeit2006fürdas
a) „PMHIII(UnterstützungPlanMarocVert)“biszu4 Millio- Vorhaben „Sektorprogramm Wasserversorgung“ gewährten
nenEuro, FinanzierungsbeitraginHöhevon2 500 000 Euro.
b) „Siedlungsabfallprogramm Marokko“ bis zu
3 500 000 Euro, Artikel 2
wennnachPrüfungderenFörderungswürdigkeitfestgestellt (1) DieVerwendungderinArtikel1genanntenBeträge,die
wordenundbestätigtwordenist,dasssiealsVorhabendes Bedingungen,zudenensiezurVerfügunggestelltwerden,so-
Umweltschutzes oder der sozialen Infrastruktur oder als wiedasVerfahrenderAuftragsvergabebestimmendiezwischen
KreditgarantiefondsfürmittelständischeBetriebeoderals derKfWunddenEmpfängernderDarlehenundderFinanzie-
selbsthilfeorientierte Maßnahmen zur Armutsbekämpfung rungsbeiträgezuschließendenVerträge,diedeninderBundes-
oderalsMaßnahmen,diezurVerbesserungdergesellschaft- republikDeutschlandgeltendenRechtsvorschriftenunterliegen.
406 BundesgesetzblattJahrgang2013TeilIINr.9,ausgegebenzuBonnam16. April2013
(2) DieZusagederinArtikel1Absatz1Nummern1bis2und (2) DasimAbkommenvom11.Februar2008zwischender
Absatz2genanntenBeträgeentfällt,soweitnichtinnerhalbvon RegierungderBundesrepublikDeutschlandundderRegierung
achtJahrennachdemZusagejahrdieentsprechendenDarle- desKönigreichsMarokkoüberFinanzielleZusammenarbeit2006
hens-undFinanzierungsverträgegeschlossenwurden.Fürdiese fürdasVorhaben„WasserkraftwerkTilougguit“vorgeseheneDar-
BeträgeendetdieFristmitAblaufdes31.Dezember2018. lehenwirdmiteinemBetragvon12 500 000 Euroreprogrammiert
undfürdasVorhaben„WindparkTaza(ex-Touahar)“verwendet,
(3) DieRegierungdesKönigreichsMarokko,soweitsienicht wenn nach Prüfung dessen Förderungswürdigkeit festgestellt
selbstDarlehensnehmerist,wirdgegenüberderKfWalleZah- wordenist.
lungeninEuroinErfüllungvonVerbindlichkeitenderDarlehens-
nehmeraufgrunddernachAbsatz1zuschließendenVerträge (3) DasimAbkommenvom11.Februar2008zwischender
garantieren. RegierungderBundesrepublikDeutschlandundderRegierung
desKönigreichsMarokkoüberFinanzielleZusammenarbeit2006
(4) DieRegierungdesKönigreichsMarokko,soweitsienicht fürdasVorhaben„UnterstützungdesnationalenAbwasserent-
EmpfängerderFinanzierungsbeiträgeist,wirdetwaigeRückzah- sorgungsprogramms (AVA)“ vorgesehene Darlehen wird mit
lungsansprüche,dieaufgrunddernachAbsatz1zuschließen- einemBetragvon5 600 000 Euroreprogrammiertundfürdas
den Finanzierungsverträge entstehen können, gegenüber der Vorhaben„AbwasserentsorgungländlicheZentrenIIIPhase2“
KfWgarantieren. verwendet,wennnachPrüfungdessenFörderungswürdigkeit
festgestelltwordenist.
Artikel 3 (4) DieRegierungderBundesrepublikDeutschlandistgrund-
DieRegierungdesKönigreichsMarokkoübernimmtsämtliche sätzlich bereit, zusätzlich zu den in Absatz 1 genannten
SteuernundAbgaben,diederKfWgegenüberdemKönigreich Beträgen,imRahmenderinderBundesrepublikDeutschland
MarokkkoimZusammenhangmitAbschlussundDurchführung bestehenden innerstaatlichen Richtlinien und bei Vorliegen
derinArtikel2Absatz1diesesAbkommenserwähntenVerträge der Deckungsvoraussetzungen eine Bürgschaft bis zu
eventuellentstehen,sodassdieKfWdemKönigreichMarokko 37 600 000 Euro zur Ermöglichung von Verbundkrediten der
wederSteuernnochöffentlicheAbgabenzahlenmuss. FinanziellenZusammenarbeitdurchdieKfWfürdieinAbsatz1
bis3genanntenVorhabenzuübernehmen.DieBürgschaftteilt
sichwiefolgtauf:
Artikel 4
1. fürdasinAbsatz1und2genannteVorhabenbiszu32 Millio-
DieRegierungdesKönigreichsMarokkoüberlässtbeidensich nenEuro,
aus der Darlehensgewährung und der Gewährung der Finan-
2. fürdasinAbsatz3genannteVorhabenbiszu5 600 000Euro.
zierungsbeiträge ergebenden Transporten von Personen und
GüternimSee-,Land-undLuftverkehrdenPassagierenundLie- (5) DasimAbkommenvom20.Dezember1995zwischender
feranten die freie Wahl der Verkehrsunternehmen, trifft keine RegierungderBundesrepublikDeutschlandundderRegierung
Maßnahmen,welchediegleichberechtigteBeteiligungderVer- desKönigreichsMarokkoüberFinanzielleZusammenarbeit1994
kehrsunternehmenmitSitzinderBundesrepublikDeutschland fürdasVorhaben„KleineundmittlereBewässerungsperimeter
ausschließenodererschweren,underteiltgegebenenfallsdiefür DadesTal“vorgeseheneDarlehenwirdmiteinemBetragvon
eine Beteiligung dieser Verkehrsunternehmen erforderlichen 1 374 050,13EuroreprogrammiertundfürdasVorhaben„Kleine
Genehmigungen. undmittlereBewässerungsperimeter(PMHIII)“verwendet,wenn
nachPrüfungdessenFörderungswürdigkeitfestgestelltworden
ist.
Artikel 5
(6) ImÜbrigengeltendieBestimmungenderAbkommenvom
(1) Das im Abkommen vom 24. April 2009 zwischen der 20.Dezember1995,11. Februar2008und24.April2009zwi-
RegierungderBundesrepublikDeutschlandundderRegierung schenderRegierungderBundesrepublikDeutschlandundder
desKönigreichsMarokkoüberFinanzielleZusammenarbeit2008 RegierungdesKönigreichsMarokkoauchfürdieseVorhaben.
fürdasVorhaben„WasserkraftwerkTilougguit“vorgeseheneDar-
lehenwirdmiteinemBetragvon5 500 000 Euroreprogrammiert
Artikel 6
undfürdasVorhaben„WindparkTaza(ex-Touahar)“verwendet,
wenn nach Prüfung dessen Förderungswürdigkeit festgestellt Dieses Abkommen tritt am Tage seiner Unterzeichnung in
wordenist. Kraft.
GeschehenzuRabatam8.Juni2012inzweiUrschriften,jede
indeutscher,arabischerundfranzösischerSprache,wobeijeder
Wortlaut verbindlich ist. Bei unterschiedlicher Auslegung des
deutschenunddesarabischenWortlautsistderfranzösische
Wortlautmaßgebend.
FürdieRegierungderBundesrepublikDeutschland
SabineBloch
FürdieRegierungdesKönigreichsMarokko
Fa o u z i a Z a a b o u l
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013 407
Bekanntmachung
über den Geltungsbereich
des Haager Übereinkommens über die Zustellung
gerichtlicher und außergerichtlicher Schriftstücke im Ausland
in Zivil- oder Handelssachen
Vom 19. März 2013
Das Haager Übereinkommen vom 15. November 1965 über die Zustellung
gerichtlicher und außergerichtlicher Schriftstücke im Ausland in Zivil- oder Han-
delssachen (BGBl. 1977 II S. 1452, 1453) ist nach seinem Artikel 28 Absatz 3 für
Armenien am 1. Februar 2013
Moldau, Republik* am 1. Februar 2013
nach Maßgabe von Erklärungen nach den Artikeln 5, 8, 15 und 16 des Über-
einkommens
in Kraft getreten.
Diese Bekanntmachung ergeht im Anschluss an die Bekanntmachung vom
17. Januar 2013 (BGBl. II S. 169).
* Vorbehalte und Erklärungen:
Vorbehalte und Erklärungen zu diesem Übereinkommen, mit Ausnahme derer Deutschlands, werden
im Bundesgesetzblatt Teil II nicht veröffentlicht. Sie sind in englischer und französischer Sprache auf
der Webseite der Haager Konferenz für Internationales Privatrecht unter http://www.hcch.net ein-
sehbar.
Berlin, den 19. März 2013
Auswärtiges Amt
Im Auftrag
Dr. P a s c a l H e c t o r
Bekanntmachung
zu dem Datum des Inkrafttretens
des deutsch-san-marinesischen Abkommens
über die Unterstützung in Steuer- und Steuerstrafsachen
durch Informationsaustausch
Vom 27. März 2013
Das mit Bekanntmachung vom 12. Februar 2013 (BGBl. II S. 333) veröffent-
lichte Datum (21. Dezember 2011) des Inkrafttretens des Abkommens vom
21. Juni 2010 zwischen der Bundesrepublik Deutschland und der Republik San
Marino über die Unterstützung in Steuer- und Steuerstrafsachen durch Informa-
tionsaustausch (BGBl. 2011 II S. 908, 909) ersetzt das mit Bekanntmachung vom
1. Februar 2012 (BGBl. II S. 147) veröffentlichte Datum des Inkrafttretens des
Abkommens.
Berlin, den 27. März 2013
Auswärtiges Amt
Im Auftrag
Dr. M a r t i n N e y
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013 407
Bekanntmachung
über den Geltungsbereich
des Haager Übereinkommens über die Zustellung
gerichtlicher und außergerichtlicher Schriftstücke im Ausland
in Zivil- oder Handelssachen
Vom 19. März 2013
Das Haager Übereinkommen vom 15. November 1965 über die Zustellung
gerichtlicher und außergerichtlicher Schriftstücke im Ausland in Zivil- oder Han-
delssachen (BGBl. 1977 II S. 1452, 1453) ist nach seinem Artikel 28 Absatz 3 für
Armenien am 1. Februar 2013
Moldau, Republik* am 1. Februar 2013
nach Maßgabe von Erklärungen nach den Artikeln 5, 8, 15 und 16 des Über-
einkommens
in Kraft getreten.
Diese Bekanntmachung ergeht im Anschluss an die Bekanntmachung vom
17. Januar 2013 (BGBl. II S. 169).
* Vorbehalte und Erklärungen:
Vorbehalte und Erklärungen zu diesem Übereinkommen, mit Ausnahme derer Deutschlands, werden
im Bundesgesetzblatt Teil II nicht veröffentlicht. Sie sind in englischer und französischer Sprache auf
der Webseite der Haager Konferenz für Internationales Privatrecht unter http://www.hcch.net ein-
sehbar.
Berlin, den 19. März 2013
Auswärtiges Amt
Im Auftrag
Dr. P a s c a l H e c t o r
Bekanntmachung
zu dem Datum des Inkrafttretens
des deutsch-san-marinesischen Abkommens
über die Unterstützung in Steuer- und Steuerstrafsachen
durch Informationsaustausch
Vom 27. März 2013
Das mit Bekanntmachung vom 12. Februar 2013 (BGBl. II S. 333) veröffent-
lichte Datum (21. Dezember 2011) des Inkrafttretens des Abkommens vom
21. Juni 2010 zwischen der Bundesrepublik Deutschland und der Republik San
Marino über die Unterstützung in Steuer- und Steuerstrafsachen durch Informa-
tionsaustausch (BGBl. 2011 II S. 908, 909) ersetzt das mit Bekanntmachung vom
1. Februar 2012 (BGBl. II S. 147) veröffentlichte Datum des Inkrafttretens des
Abkommens.
Berlin, den 27. März 2013
Auswärtiges Amt
Im Auftrag
Dr. M a r t i n N e y
408 Bundesgesetzblatt Jahrgang 2013 Teil II Nr. 9, ausgegeben zu Bonn am 16. April 2013
Herausgeber: Bundesministerium der Justiz
Postanschrift: 11015 Berlin
Hausanschrift: Mohrenstraße 37, 10117 Berlin
Telefon: (0 30) 18 580-0
Redaktion: Bundesamt für Justiz
Schriftleitungen des Bundesgesetzblatts Teil I und Teil II
Postanschrift: 53094 Bonn
Hausanschrift: Adenauerallee 99 – 103, 53113 Bonn
Telefon: (02 28) 99 410-40
Verlag: Bundesanzeiger Verlag GmbH
Postanschrift: Postfach 10 05 34, 50445 Köln
Hausanschrift: Amsterdamer Str. 192, 50735 Köln
Telefon: (02 21) 9 76 68-0
Satz, Druck und buchbinderische Verarbeitung: M. DuMont Schauberg, Köln
Bundesgesetzblatt Teil I enthält Gesetze sowie Verordnungen und sonstige
Bekanntmachungen von wesentlicher Bedeutung, soweit sie nicht im Bundes-
gesetzblatt Teil II zu veröffentlichen sind.
Bundesgesetzblatt Teil II enthält
a) völkerrechtliche Übereinkünfte und die zu ihrer Inkraftsetzung oder Durch-
setzung erlassenen Rechtsvorschriften sowie damit zusammenhängende
Bekanntmachungen,
b) Zolltarifvorschriften.
Laufender Bezug nur im Verlagsabonnement. Postanschrift für Abonnement-
bestellungen sowie Bestellungen bereits erschienener Ausgaben:
Bundesanzeiger Verlag GmbH, Postfach 10 05 34, 50445 Köln
Telefon: (02 21) 9 76 68-2 82, Telefax: (02 21) 9 76 68-2 78
E-Mail: bgbl@bundesanzeiger.de
Internet: www.bundesgesetzblatt.de bzw. www.bgbl.de
Bezugspreis für Teil I und Teil II halbjährlich im Abonnement je 52,00 €. Bundesanzeiger Verlag GmbH · Postfach 10 05 34 · 50445 Köln
Bezugspreis dieser Ausgabe: 4,25 € (3,20 € zuzüglich 1,05 € Versandkosten). Postvertriebsstück · Deutsche Post AG · G 1998 · Entgelt bezahlt
Im Bezugspreis ist die Mehrwertsteuer enthalten; der angewandte Steuersatz
beträgt 7 %.
ISSN 0341-1109
Fundstellennachweis A Fundstellennachweis B
Bundesrecht Völkerrechtliche Vereinbarungen
ohne völkerrechtliche Vereinbarungen und Verträge zur Vorbereitung und Herstellung
der Einheit Deutschlands
Der Fundstellennachweis A weist die Fundstellen Der Fundstellennachweis B weist die Fundstellen
der im Bundesgesetzblatt oder im Bundesan- der von der Bundesrepublik Deutschland und
zeiger veröffentlichten, noch geltenden Gesetze ihren Rechtsvorgängern abgeschlossenen völker-
und Rechtsverordnungen der Bundesrepublik rechtlichen Vereinbarungen sowie der Verträge zur
Deutschland mit Ausnahme der Vorschriften, die Vorbereitung und Herstellung der Einheit Deutsch-
lediglich der Inkraftsetzung völkerrechtlicher Ver- lands nach, die im Bundesgesetzblatt, im Bundes-
einbarungen dienen, sowie das nach Anlage II des anzeiger oder in deren Vorgängern veröffentlicht
Einigungsvertrages noch fortgeltende Recht der wurden und die – soweit ersichtlich – noch in Kraft
Deutschen Demokratischen Republik nach. sind oder sonst noch praktische Bedeutung haben
können.
Abgeschlossen am 31. Dezember 2012 Abgeschlossen am 31. Dezember 2012
Die Fundstellennachweise A und B (Stand 31. Dezember 2012) sind nicht mehr in gedruckter Fassung erhältlich und stehen auf der
Internetseite der Bundesanzeiger Verlag GmbH (http://www.bundesgesetzblatt.de) über den kostenlosen Bürgerzugang im PDF-Format
zur Verfügung.